Arie Altena
index

PAUL AUSTER: THE MUSIC OF CHANCE

Een eerste aanzet tot intepretatie

Arie Altena

[2023 – Waarom heb ik in hemelsnaam begin 1992 (aan het begin van mijn Aio-schap) een stuk geschreven over Austers The Music of Chance? De romans van Auster zijn meeslepend en mooi als je ze voor het eerst leest. Toen ik ze ging herlezen, verloren ze veel van hun aantrekkingskracht – op mij tenminste. Het blijken intellectuele puzzeltjes te zijn. Heel filosofisch, maar niet zo diepgaand. Er wringt te weinig. Het lijkt heel diepzinnig en geheimzinnig. The Music of Chance is ook nog mijn minst favoriete Auster uit de periode tot en met Leviathan. De romans, verhalen en essays die daarna van hem verschenen heb ik nauwelijks gelezen. Mijn stuk is ook niet zo goed, en ik heb er behoorlijk in zitten knippen om er iets van te maken. Er zaten ook noten bij deze tekst, alleen zijn in het bestand dat ik nog heb de verwijzingen in de tekst verdwenen. Ik heb één belangrijke geïntegreerd in de tekst. Achteraf ben ik heel ontevreden over deze tekst – is dit echt alles wat ik heb geproduceerd na al die uren Auster-lezen? Had ik er niet beter aan gedaan om iets moois te schrijven over Austers opvattingen van het ‘lot’ in vergelijking met het ‘lot’ in de IJslandse saga’s (als ‘er gebeurt wat er gebeurt, de ene gebeurtenis vloeit onvermijdbaar voort uit de andere, maar er is geen hogere macht die dit verordonneerd’). Daar zat ik namelijk de hele tijd over na te denken.]


Er zijn tot nu toe weinig literatuurwetenschappelijke artikelen gepubliceerd waarin ingegaan wordt op het werk van Paul Auster. Voor zover ik weet behandelt alleen Arthur M. Saltzman in Designs of Darkness in Contemporary American Fiction Austers New York Trilogy uitgebreid. Verder blijft het bij een aankondiging van een aan Auster gewijd nummer van The Review of Contemporary Fiction [2023, het Paul Auster / Danilo Kis-nummer verscheen in de lente van 1994]. Er kan dus zonder overdrijving gesteld worden dat Austers werk nog niet geclaimd is door het academische discours en nog niet echt is ingelijfd door een theorie van het literair postmodernisme. [2023 Dat zou snel veranderen]. Dat wil niet zeggen dat er niet over Auster geschreven zou worden. Maar de vele boekbesprekingen en interviews leveren vrij weinig op voor een diepgaandere beschouwing van de romans, en bieden niet veel vruchtbare aanknopingspunten voor interpretatie.

The Music of Chance is Paul Austers meest recente roman, verschenen in 1990. Hierover wil ik in de komende bladzijden een aantal opmerkingen maken. Daarbij zal blijken dat er genoeg redenen zijn om de tekst in het licht van theorieën van het postmodernisme te beschouwen. Dat wil zeggen dat ik denk dat daardoor inzicht verkregen kan worden in deze tekst die verraderlijk eenvoudig overkomt.

Ik zal eerst de tekst van Auster bespreken en de theorieën buiten spel houden. Ik wil naar aanleiding van de tekst ingaan op de theorie en niet andersom, en de tekst niet bij voorbaat inlijven in het jasje van één van de theorieën van het literair postmodernisme.

Ik zal dan ook in eerste instantie nauwelijks ingaan op het artikel van Ike Kamphof over The Music of Chance. “De muziek van het geluk. Contingentie en magisch toeval in de postmoderne situatie. Een filosofische lezing van The Music of Chance van Paul Auster” dat verscheen in Krisis 45, december 1991. Kamphof interpreteert de roman in het licht van Nietzsche en Oudgriekse opvattingen over lot en toeval.

In het werk van Paul Auster speelt het toeval een centrale rol. Een tweede belangrijke notie is de rol van verhalen: het verhaal als de verbinding en verklaring van een toevallige reeks gebeurtenissen. Veel elementen keren in al zijn romans terug. Voorbeelden zijn de namen van personages, verwijzingen naar verhalen van anderen (bijvoorbeeld Hawthorne). Austers personages leven vaak in de extreme marge van het bestaan, en proberen daar een nieuw leven op te bouwen, en zichzelf te definiëren. Via het thema toeval en de daarmee verbonden idee van de totale contingentie van alle gebeurtenissen snijdt Auster de problematiek van het “zelf” aangesneden. Wat is een “zelf” nog als het leven een toevallige reeks gebeurtenissen is, en het levensverhaal, de definitie van “wie je bent”, eveneens toevallig is?

“For one whole year he did nothing but drive”. Op de eerste bladzijde belandt de lezer middenin in het verhaal, Nashe in zijn rode Saab 900 op de weg, zijn geld bijna op. Terugblikkende vanaf dit moment komen we de voorgeschiedenis te weten. Het verhaal wordt achteraf verteld door een objectieve vertelinstantie die buiten het verhaal staat, en alwetend genoemd kan worden voor zover het de gebeurtenissen in de verhaalwereld betreft. De vertelinstantie is grotendeels gebonden aan het perspectief van Nashe. Kenmerkend is dat er regelmatig een verschuiving plaatsvindt van vertellerstekst naar vrije indirecte rede die het perspectief van Nashe weergeeft. Dit gebeurt uitsluitend bij Nashe, nooit bij andere personages. Het gevolg is dat je als lezer het vertellersperspectief gaat identificeren met het perspectief van Nashe, alsof alles achteraf in hij-vorm door Nashe wordt verteld.

Jim Nashe was brandweerman in Boston. Zijn vrouw heeft hem met hun dochtertje verlaten om in Minnesota te gaan wonen. Hij verdient weinig. Drie maanden later krijgt hij totaal onverwachts het bericht van zijn vaders dood. Deze blijkt hem tweehonderd duizend dollar te hebben nagelaten. Nashe vader was al tientallen jaren daarvoor spoorloos verdwenen, had nooit weer contact opgenomen. Van dit geld koopt Nashe een rode Saab 900 en neemt twee weken vakantie. Aanvankelijk van plan om naar Massachusetts te gaan, mist hij een afslag wat erop uitdraait dat hij twee weken lang alleen blijft rondrijden, zonder doel. Hij geniet van deze vrijheid, de eenzaamheid en het zwijgen. Weer terug merkt hij dat hij niets liever wil dan opnieuw de weg op, rijden. Hij neemt ontslag, zegt de huur van zijn appartement op, ontdoet zich van zijn spullen en vertrekt. Een heel jaar lang rijdt hij door Amerika, leeft van de erfenis, overnacht in hotels, zoekt soms zijn vrouw en dochtertje op. Als de roman begint heeft hij zich pas gerealiseerd dat zijn geld bijna op is, wat inhoudt dat er bijna een einde is gekomen aan deze manier van leven, aan de vrijheid die hij met de erfenis kon kopen. op dat moment ontmoet hij Pozzi.

Al in het eerste hoofdstuk dat ik zojuist samenvatte, wordt de thematiek van het toeval aangestipt, er sprake van dingen die in gang gezet worden door een buitengewoon toeval of “luck”, en niet gestopt kunnen worden. Alles wijst erop dat Nashe zich laat leiden door het toeval. De ontmoeting van Nashe met Pozzi wordt – in de woorden van de verteller die hier evengoed de gedachten van Nashe weer zou kunnen geven – beschreven als “....one of those random, accidental encounters that seem to materialize out of thin air” (p.1). Nashe twijfelt geen moment en handelt naar het toeval: “Nashe closed his eyes and jumped.” (p.1).

Het feit dat Nashe de enorme erfenis krijgt is voor hem eveneens een kwestie van “puur geluk”. Hetzelfde geldt voor de manier waarop hij brandweerman werd: een taxichauffeur haalde hem over mee te doen aan de “fire exam”. Hij deed mee en kreeg de baan. Het meest duidelijke voorbeeld is het feit dat hij omdat hij per ongeluk een afslag mist, niet naar Massachusetts gaat maar besluit rond te gaan rijden, of liever zich rond laat rijden. Als hij de afslag mist bedenkt hij dat er uiteindelijk geen verschil is tussen de beide afslagen: “Nashe understood that there was no difference, that both ramps were finally the same” (p.6). Hij realiseert zich zijn enorme vrijheid en het feit dat het nauwelijks uitmaakt welke keuze hij maakt: “It was a dizzying prospect – to imagine all that freedom, to understand how little it mattered what choice he made” (p.6 ). In de wereld waarin Nashe leeft heerst de indifferentie.

Deze toevalligheden zetten gebeurtenissen in gang die een reeks vormen die niet gestopt kan worden. Het feit dat Nashe de verkeerde afslag neemt en verder de verkeerde weg blijft volgen heeft gevolgen. Nashe gaat ervan uit dat hij aan die reeks gebeurtenissen die bij toeval na en uit elkaar volgen niets kan veranderen. “It came all down to a question of sequence, the order of events.” (p.1). Als de volgorde van de gebeurtenissen anders zou zijn geweest (als hij de erfenis eerder had gekregen enz.) dan zou zijn leven er anders hebben uitgezien. Wat er gebeurt onttrekt zich aan Nashe, noch hij noch iets anders kan er een halt aan toeroepen: “Too many things had been set in motion during the past five months, and not even the money could stop them.” (p.2). De gebeurtenissen zijn toevallig, en hun volgorde onontkoombaar. 

Het lot is dan niet meer en niet minder dan de optelsom van alle toevallige gebeurtenissen en omstandigheden waaraan Nashe is uitgeleverd. 

In de wereld van Nashe zijn er feiten, koude, harde feiten. Deze zijn op zich te kennen, zij het dat ze niets betekenen. Ze zijn wat ze zijn, meer niet. Ze volgen elkaar als toevalligheden op. Het probleem is dat er niets is dat die opeenvolging van feiten verklaart, geen God, geen “groot verhaal”. Er is een leegte tussen de feiten die opgevuld moet worden, en niet oningevuld kan blijven. Zo bedenken Austers personages verhalen om de leegte te vullen en de feitenopeenvolging te verklaren. De eigen identiteit, of het ‘zelf’ is dan niet meer dan het verhaal van de opeenvolging van feiten in het eigen leven. Dat houdt in dat de eigen identiteit in hoge mate toevallig is, en een produkt van de omringende omstandigheden en gebeurtenissen.

Als zijn vrouw en dochtertje hem verlaten ligt Nashe’s leven min of meer in puin. Hij heeft enkel nog zijn baan, waarmee hij zich gelukkig prijst. Waarom begint hij radicaal een nieuw bestaan? Hij verlangt naar de eenzaamheid en het zwijgen, hij is verslaafd geraakt aan het rijden zonder doel. Hij is in de ban van het toeval geraakt: “Nashe realized that he was no longer in control of himself, that he had fallen into the grip of some baffling, overpowering force.” p.6/7 . Nashe moet een houding vinden tegenover de contingentie van het bestaan. Het jaar op de weg is een zoektocht naar een bestaan waarin hij zich-zelf kan zijn temidden van het toeval. Hij wil zich op de meest radicale wijze van uitleveren aan het vrije spel van het toeval, door zelf even betekenisloos te worden als de wereld. Hij laat de wereld door zich heenstromen. Rijdend in zijn Saab bestaat er voor Nashe niets meer dat vast is, alles rondom hem is in beweging. Het enige vaste punt dat blijft is hijzelf. Er is geen andere oriëntatie. “Nothing around him lasted for more than a moment, and as one moment followed another it was as though he alone continued to exist. He was a fixed point in a whirl of changes, a body poised in utter stillness as the world rushed through him and disappeared. The car became a sanctum of invulnerability a refuge in which nothing could hurt him anymore.” p.11/12.

Voor alles wil Nashe nu iets voor zichzelf doen, juist wanneer hij zichzelf heeft teruggebracht tot niet meer dan een vast punt waar de wereld doorheen trekt. Een risico nemen, zichzelf op het spel zetten is de enige manier: “They added an element of risk to what he was doing, and more than anything else, that was what he was looking for: to feel that he had taken his life into his own hands” p.12/13. Alleen in het nemen van risico’s – en zo het toeval uitdagen – heeft Nashe het gevoel iets te doen wat in de eerste plaats voor hemzelf is en niet iets is van een indifferent toeval. In het nemen van een risico wordt hij niet geworpen maar werpt hij zichzelf in de strijd, met opzet. “..Nashe was willing to risk everything to see that it happened. It was a crazy scheme, perhaps, but the risk was a motivation in itself, a leap of blind faith that would prove he was finally ready for anything that might happen to him”. p.36.

Uiteindelijk zet hij zijn eigen leven op het spel. “He was about to gamble his life on that table, he realized, and the insanity of that risk filled him with a kind of awe.” p.90. Nashe, wanneer hij Pozzi met zijn overgebleven geld laat pokeren tegen de twee excentrieke miljonairs Flower en Stone. Zijn laatste kans om weer aan geld te komen om zijn leven op de weg voort te zetten. Ze verliezen niet alleen het geld maar ook hun vrijheid.

Ik zal nog drie aspecten uit de rest van de roman kort bespreken. Ten eerste het contrast tussen Nashe en Pozzi. Beide zijn, zoals Kamphof terecht opmerkt “soldiers of fortune”. Zij laten zich leiden door het geluk (‘luck’), het toeval. Pozzi is een jongen van 22 wiens droom het is beroepspokeraar te worden, hij reist van pokerspel naar pokerspel. Nashe bewondert hem in zekere zin: “At least he (Pozzi) had the courage of his convictions...Pozzi had taken the plunge into himself; he was improvising his life as he went along, trusting in pure wit to keep his head above water.” (p.37). Pozzi laat zich niet zozeer willoos drijven door het toeval, zoals Nashe, maar improviseert zijn eigen leven op de muziek van het toeval. Hij staat in zekere zin boven het toeval terwijl hij zich er ook door laat leiden: “Yeah, I do all right. I have my ups and downs, but there is never been anything I couldn’t handle. The main thing is I do what I want. If I lose, it’s my ass that loses. If I win, the money’s mine to keep. I don’t have to take shit from anyone...I’m my own boss.” (p.32.). Daarnaast is er een groot verschil in hun ideeën over geluk (‘luck’). Dit verschil komt aan de orde in een felle discussie tussen de twee nadat ze alles verloren hebben in het pokerspel. Voor Pozzi is het geluk een hogere macht, die hij bovendien in het spel kan afdwingen. Het geluk is er soms, en soms niet.“Once your luck starts to roll, there’s not a damn thing that can stop it. It’s like the whole world suddenly falls into place. You’re kind of outside your body, and for the rest of the night you sit there watching yourself perform miracles. It doesn’t really have to do with you anymore. It’d out of your control, and as long as you don’t think about it too much, you can’t make a mistake.” (p.136/7). Nashe gelooft daar niets van. Hij wil uitgaan van de feiten. De dingen zijn zoals ze zich voordoen, niet meer en niet minder. Er zijn geen hogere machten, geen redenen.“You want to believe in some hidden purpose. You’re trying to persuade yourself there’s a reason for what happens in the world. I don’t care what you call it -God or luck or harmony- it all comes down to the same bullshit. It’s a way of avoiding the facts, of refusing to look at how thing really work.” (p.139).

Als Nashe dit zegt werkt hij met Pozzi al lang aan een muur van stenen van een Iers kasteel (over zee naar Amerika verscheept) die dwars over een grasveld op het landgoed van Flower en Stone moet komen te staan, als een enorme barrière tegen de tijd. Het is het werk dat ze moeten doen om hun schulden af te lossen. Nashe ziet in dit slavenwerk de mogelijkheid om zijn eigen existentiële schuld af te lossen, zijn mislukte leven, zijn vlucht voor zijn oude leven. ...he continued to say nothing about what truly concerned him - nothing about the struggle to put his life together again, nothing about how he saw the wall as a chance to redeem himself in his own eyes, nothing about how he welcomed the hardships of the meadow as a way to atone for his recklessness and self-pity.” (p.127) . Het contrast tussen het ‘vloeibare’ leven op de weg, waar alles constant verandert en het ‘monumentale’, het bouwen van een absurde muur tegen de tijd is overduidelijk. Het ligt dan ook voor de hand om een vergelijking te maken tussen de Nashe voor het verlies van zijn geld en de Nashe erna. Veronderstellend dat Nashe een weg aflegt naar een bepaald inzicht. Het enige belangrijke verschil is, voor zover ik het nu overzie, dat Nashe zich, juist nu hij zo ‘klein’ en nietswaardig is, realiseert dat zijn leven waarde heeft. Hij bouwt een absurde muur die zal blijven bestaan. “They had made a mark somehow, they had done something that would remain after they were gone, and no matter where they happened to be, a part of this wall would always belong to them”. (p.147). Er zou een vergelijking gemaakt kunnen worden tussen het bouwen van die muur en de opeenstapeling van toevallige feiten die het leven van Nashe uitmaken. Uiteindelijk is ook zijn leven een bouwwerk. 

Nog duidelijker is het contrast tussen Pozzi en Nashe enerzijds en de miljonairs Flower en Stone anderzijds. Waar Nashe en Pozzi zich laten leiden door het toeval, zich bewegen in een steeds veranderende wereld, daar leggen Flower en Stone alles vast. Stone bouwt een model “The City of the World” waarin alle momenten uit zijn leven tegelijk zijn afgebeeld in kleine houten figuurtjes. Het is een autobiografie en een soort totalitair utopia. “It’s the way I’d like the world to look. Everything in it happens at once […] it’s an artistic vision of mankind. In one way it’s an autobiography, but in another way it’s what you might call a utopia - a place where the past and the future come together, where good finally triumphs over evil”. (p.79 1e zin: Stone, rest Flower). Flower verzamelt allerlei historische spullen en archiveert deze. Beide stellen zichzelf als alwetenden boven de wereld, zij zien zichzelf als uitverkoren: ooit wonnen ze de grootste hoofdprijs uit de geschiedenis van de loterij. Dat Nashe en Pozzi juist van hen verliezen en voor hen de barrière tegen de tijd moeten bouwen schreeuwt om een interpretatie: de geschiedenis contra het toeval. (Deze contrasten, het bouwen van de absurde muur en bijvoorbeeld ook het belang dat aan bepaalde getallen gehecht wordt, zorgen ervoor dat The Music of Chance gelezen kan worden als een soort allegorie, of een fabel, ongeveer op dezelfde manier als het werk van Kafka. Wat de allegorie is, is duidelijk, maar de tekst biedt geen sleutel aan voor een eenduidige interpretatie daarvan).

Dat brengt mij bij het aspect van Austers werk dat ik misschien wel het meest fascinerend vindt: het streven naar een minimum. Nashe wil alleen nog uitgaan van de dingen die er zijn, de feiten. Hij wil zo min mogelijk verklaringen geven, zo min mogelijk verhalen bedenken om de leegtes tussen feiten te verklaren. Hij ziet het leven als een opeenvolging van toevalligheden en wil daar zo min mogelijk aan toevoegen. Wellicht zou beweerd kunnen worden dat hij streeft naar een minimum-verhaal, een verhaal dat zo dicht mogelijk bij de feiten blijft, dat probeert rekenschap te geven van de dingen zoals ze zijn. Het werk van Auster maakt duidelijk dat er altijd verhalen verteld worden, dat het eigen leven een aaneenschakeling van feiten (en omstandigheden) is die door een verhaal verbonden worden en verklaard. Dat verhaal is dan het zelf, of de eigen identiteit. Nashe’s zoektocht naar zijn eigenheid in de situatie van totale contingentie is dan een zoektocht naar dit minimum-verhaal. In ieder geval wordt Nashe wel gefascineerd door “nullity”: “He was back to zero again, and now those things were gone. For even the smallest zero was a great hole of nothingness, a circle large enough to contain the world.” (p.155)

This text is part of an unfinished PhD-thesis. It was written in Jan-Feb 1992.

some rights reserved
Arie Altena
index