Arie Altena
index
Blijkbaar heb ik op een bepaald moment in 1993 een schema gemaakt voor een lang artikel over DeLillo. Eigenlijk vind ik deze aantekeningen achteraf leuker om te lezen dan de lange teksten over Mao II en Libra. Misschien omdat ze meer een kijkje in mijn hoofd-van-toen bieden. Ik voeg er wat losse aantekeningen uit andere documenten aan toe, waaronder citaten van McLuhan en Ong. Dat maakt nog duidelijker waarom ik dat proefschrift nooit heb afgemaakt. Ik schoot echt alle kanten op.
Geschatte omvang: 40 pagina’s
Inhoud: behandeling van de vraag wat voor soort “ik” met wat voor soort bewustzijn (&c.) voorkomt in DeLillo’s visie op de moderne wereld. Nodig: beschrijving van DeLillo’s visie van die wereld; beschrijving van zijn verteltechniek voor zover die van invloed is op deze vraag; analyse van tekstgedeelten (om de hoofdvraag te beantwoorden).
Primaire literatuur: White Noise, Libra, Mao II
De alinea’s moeten gezien worden als lexia in een hypertext-systeem.
Gebruik de theorie over “possible worlds”, om terminologie te hebben om de verschillende werelden te benoemen zonder vaag of dubbelzinnig te worden.
Gebruik Ong en McLuhan en Baudrillard voor theorieën over communicatie in de moderne wereld, en de invloed ervan op het subject. (En niet: Jameson, Foster, en andere theorieën die de wereld van nu postmodern noemen).
Gebruik Dennett en Churchland voor theorie over hersenen, geest en bewustzijn (bewustzijn ligt in de materie).
Vermijd zoveel mogelijk het reageren op secundaire literatuur.
– DeLillo heeft een theorie over de overgang van woord naar beeldcultuur. (In White Noise een parodie, in Libra de reflectie op die overgang, in Mao II hoofdonderwerp).
– Thema van een nieuw zelf voor een nieuwe wereld. (Vooral in de vroege boeken van DeLillo waar de vorm die van een road-movie is). De laatste frontier niet space maar de wereld van alledag overspoeld door media.
– Onthechte stijl, korte zinnen, veel dialoog. Gebruik van thrillermotieven & aan film ontleende technieken. In Libra: verschillende perspektieven verglijden (eerste en derde persoon, maakt van LHO een vage figuur als doorlaatscherm. In Mao II: strikte toepassing van gelimiteerde perspektieven.
– Type-identity-theory: “every mental event is identical with a physical event in the brain” (Dennett 1977 p. xiv). Bewustzijn is een kwestie van materie. (Waar blijft de ethiek in deze opvatting vraagt DeLillo zich af in White Noise). Tegenover deze opvatting staat het idee dat “minds are not just brains”, het dualisme; “it claims there are at least two fundamental sorts of events or things” ofwel: een neurofysiologische beschrijving van pijn verklaart niet waarom pijn zo verschrikkelijk is. Hieruit volgt ethiek.
[…]
Volgens Mark Dery heeft de mens de instelling van een camera overgenomen. de manier van zien die geïmpliceerd wordt door TV en film is geïnternaliseerd door de mens: de mens is een camera geworden. Al lijken de metaforen iets anders te zeggen (een camera scherpstellen, iets vastleggen op de gevoelige plaat &c.) is de camera een instrument dat alles ongevoelig vastlegt. Ethiek is dan weg. Precies dit gebeurt in het werk van DeLillo: de mensen die zich verbonden hebben met de beeldcultuur hebben elke morele verantwoordelijkheid voor hun eigen individualiteit opgegeven en leven enkel nog voor de collectiviteit. (Zie Beyond Cyberpunk! 1993-update, floppydisk).
[…]
Deze dubbele opvatting van de menselijke geest is precies de opvatting die in de boeken van DeLillo naar voren komt. Aan de ene kant blijkt het menselijk bewustzijn niet te vatten te zijn aan de andere kant zijn de personages zich bewust van de chemie van hun hersenen, van de neurotransmitters, van data die van de ene plek naar de andere gezonden wordt door de zenuwen. Voorbeeld: het verhoogde bewustzijn van Jack Gladney als hij de moord pleegt: hij voelt de substantie van zijn hersenen; in Mao II de chants die deel uit zijn gaan maken van de materie van de geest. Dit brengt DeLillo dicht bij de opvatting dat het menselijk bewustzijn een kwestie is van materie. Dit houdt ook in dat er een “geheim” verdwenen is: de geest is een instrument geworden, het menselijk bewustzijn iets dat beïnvloed en aangepast kan worden door gereedschappen als drugs die een direkte materiële invloed hebben op de de hersenen. Bij DeLillo werkt de taal ook op die manier, tenminste de taal van de reklame (language is a virus). (In de hedendaagse AW (actual world) heerst al het idee dat de geest materie is & niets dan dat, intelligentie wordt verhoogd door smart drugs, depressie verholpen met Prozac en het bewustzijn verhoogd door chemische middelen.
[…]
Waarin verschilt de nieuwe van de oude wereld in de visie van DeLillo & hoe lag het vroeger met de toegang tot de realiteit? DeLillo gebruikt vaak termen uit scheikunde en neurofysiologie om aan te geven “waar” iets (een mentale structuur of een gevoel) ligt. (Verschillende voorbeelden zijn te vinden in White Noise). Zou het kunnen dat het ‘zelf’ gereduceerd kan worden tot moleculen, tot DNA-structuur? Uiteindelijk zou je de mens kunnen zien als een input-output device & dit spoort met de reductie van betekenis tot informatie, dat spoort met het mensbeeld van bijv. Dennett en Churchland. Dergelijke beschrijvingen suggereren ook dat iemand zichzelf voelt functioneren in de meest materiële, gereduceerde zin: de mens is dan een recursief systeem. Voor DeLillo betekent dit de reductie van mens tot machine en een “kind van de toekomst”.
[…]
Voor de kinderen van de toekomst in Mao II geldt dat alles voor hen echt is omdat de informatie waaruit de werkelijkheid bestaat voor hen de enige omgeving is. Het idee van de terroristen en van Moon is de hele wereld tot een gemeenschap te maken.
“It’s the total involvement in all-inclusive nowness that occurs in young lives via TV’s mosaic image.” (McLuhan: Counterblast p. 27)
“To say that any technology or extension of man creates a new environment is a much better way of saying that the medium is the message. This environment is always “invisible” and its content is always the old technology. The old technology is altered considerably by the enveloping action of the new technology.” (McLuhan: Counterblast p. 31)
“Each new technology -new environment- is a reprogramming of sensory life.” (McLuhan: Counterblast p. 33)
“Literate man specialized by outering parts of himself -e.g. book as compared with movie. Electronic man like pre-literate man, ablates or outers the whole man. His information environment is his own nervous system.”
“The new media are not ways of relating us to the old “real” world; they are the real world and they reshape what remains of the old world at will.” (McLuhan: Counterblast p. 52).
[…]
DeLillo’s personages die vasthouden aan de schriftcultuur zijn loners, eenzamen. De beeldcultuur (die in de theorie van Ong secundair oraal is) schept bij hem groepen: mensen die hun individualiteit opgeven voor iets gemeenschappelijks. Terwijl DeLillo uitgaat van een verschuiving van woordcultuur naar beeldcultuur, waarbij de beeldcultuur ondersteund en voortgebracht wordt door de massamedia en moderne communicatiemethoden die betekenis reduceren tot informatie, stelt Walter Ong dat er in de moderne vertechnologiserde wereld een secundaire oraliteit ontstaat. (Nog weer een ander idee wordt gevonden bij Arjen Mulder die stelt dat we naar een roescultuur toegaan).
“I style the orality of a culture totally untouched by any knowledge of writing or print , ‘primary orality’. It is ‘primary’ by contrast with the ‘secondary orality’ of present-day high-technology culture, in which a new orality is sustained by telephone, radio, television, and other electronic devices that depend for their existence and functioning on writing and print.” (p. 11).
“Primary orality fosters personality structures that in certain ways are more communal and externalized, and less introspected than those common among literates. Oral communication unites people in groups. Writing and reading are solitary activities that throw the psyche back on itself.” (p. 69)
“Literates often manifest tendencies (loss of contact with environment) by psychic withdrawal into a dreamworld of their own…, oral folk commonly manifests their schizoid tendencies by extreme external confusion leading often to violent action” (p. 69).
Bij DeLillo is er een strikt verband tussen geweld en het beeld. De tendens tot geweld wordt niet weggefilterd door de taal maar in de wereld gebracht.
De taalkant van de beeldcultuur is in het werk van DeLillo puur oraal. Het zijn de “chants”: deze incorporeren de luisteraar en de spreker, zorgen dat een bepaalde gedachte totaal opgenomen wordt in het lichaam van de mens. Dit is niet het geval bij het geschreven woord, dat is stil en creëert een afstand.
“Sight isolates, sound incorporates. Whereas sight situates the observer outside what he views, at a distance, sound pours into the hearer.” (p. 72).
“Like primary orality, secondary orality has generated a strong group sense, for listening to spoken words forms hearers into a group, a true audience, just as reading written or printed texts turns individuals in on themselves.” (p. 136).
DeLillo’s “beeld” overweldigt de mens. DeLillo’s beeld is totaliserend, één, vernietigd elke afstand die individualiteit mogelijk maakt.
Mensen zijn in werkelijkheid: “beings whose thought processes do not grow out of simply natural powers but out of these powers as structured, directly or indirectly, by the technology of writing. Without writing, the literate mind would not and could not think think a sit does…More than any other single invention, writing has transformed human consciousness.” (p. 78).
Bij DeLillo staat het woord voor het geschreven woord en de cultuur die door het schrift heeft kunnen ontstaan. Bill Gray wil vasthouden aan een identiteit die mogelijk gemaakt wordt, gebonden is aan de schriftcultuur. De beeldcultuur vormt de mens op een totaal andere manier.
“By seperating the knower from the known writing makes possible increasingly articulate introspectivity, opening the psyche as never before not only to the external objective world quite distinct from itself but also the interior self against whom the objective world is set.” (p. 105).
These are notes towards a paper on Don DeLillo, which was supposed to become part of my PhD, written in 1993.
some rights reserved
Arie Altena
index