Woord vooraf – 2023
Van 1992 tot en met 1995 was ik Aio – nu zou je zeggen PhD-student – bij Literatuurwetenschap aan de Universiteit van Amsterdam. Ik werkte aan een proefschrift over het ‘zelf’ in de postmoderne Amerikaanse literatuur. Vijf dagen in de week zat ik in het Bungehuis, vaak in de bibliotheek, en niet in de kamer waar ik een bureau had. Ik las (veel) en maakte aantekeningen (veel), volgde mijn interesses, ontdekte nieuwe dingen (voor mij), dacht na, en schreef (iets minder). Ik heb het proefschrift nooit afgemaakt. Dat had verschillende redenen. Het onderwerp was niet goed afgebakend (begrijp ik nu), de begeleiding was minimaal, ik was te eigenwijs, ik liet me afleiden door interesses die verschillende kanten uitschoten. Van Dellilo naar David Foster Wallace, cyberpunk, Haraway, Vollmann, hypertekst, Derrida, Churchland, McLuhan, interactieve literatuur en nog veel meer. Doorslaggevend was echter dat in de periode 1993–1995 de wereld van het WWW ook intellectueel een stuk stimulerender bleek te zijn dan de academische wereld.
Sinds 1995 staan de fragmenten van het niet afgemaakte proefschrift op mijn computer. Ze zijn netjes meegemigreerd, van de powerbook 100 naar de 4400, naar de eerste ibooks en Airmacs. In 2019 zocht ik het bij elkaar en keek ik of ik de bestanden nog kon lezen. Dat viel alleszins mee. Hier en daar wat garbage – ik denk vooral in documenten die ik in MacWritePro schreef – en soms is niet helemaal duidelijk of een document is afgebroken omdat ik ermee ophield, of omdat het corrupt is. Een afgemaakte tekst over Delillo’s White Noise ontbrak helemaal. Ik heb daarvan nog wel een print. Misschien stond dat bestand op een diskette.
Nog weer vier jaar (2023) later besloot ik het eens te gaan herlezen. Dat viel niet mee. En ook wel. Oei, wat schreef ik slecht! Omslachtige zinnen, alles twee of drie keer zeggen, argumenten herhalen. Misschien dat het gebrek aan heldere opbouw te maken had met mijn idee om er een hypertekst van te maken – daar was ik toen erg mee bezig. Sommige missers waren heel eenvoudig op te vangen geweest. Tenminste, dat zag de redacteur die ik geworden ben. Een paar simpele tips hadden me enorm kunnen helpen: schrijf zoveel mogelijk in de actieve vorm, laat de werkwoorden werken, schrap alles dat overtollig is. Het viel ook mee, want hier en daar had ik wel een punt, en soms schreef ik een goede zin.
Teksten over de theorie ontbreken grotendeels. Ik las stapels boeken en artikelen over verschillende vormen van het postmodernisme en postmoderne fictie (van Lyotard tot Hassan), maar afgezien van wat verwijzingen is daar in deze teksten niet heel veel van terug te vinden. Ik heb wel nog een dikke map met geschreven aantekeningen en honderden A4-tjes met overgeschreven citaten en uittreksels van theorie. Ten slotte blijk ik niet veel te hebben over Federman, de auteur van The Voice in the Closet, onderwerp van mijn scriptie. Misschien dat ik die teksten ook in een vroeger stadium schreef, waardoor ze buiten het mapje vielen dat in al die jaren meemigreerde.
Misschien dat iemand deze fragmenten van een onafgemaakt proefschrift interessant vindt: als teken des tijds, typisch voor midden jaren negentig, toen de transformatie naar een door internet gedreven informatiesamenleving werd ingezet.
2023
some rights reserved
Arie Altena
index