Arie Altena
index

Schrijven in tijden van media naar aanleiding van: Marjorie Perloff: Radical Artifice

Arie Altena

Het was als ik het me goed herinner in 1995 toen Ernie Jonker stage liep bij Videotext Rotterdam, als onderdeel van een soort omscholingstraject die een afgestudeerd filosoof hup richting nieuwe media zou stuwen. (Dat lukte uitstekend). Op een aantal ongebruikte pagina's begon hij een klein literair tijdschrift. Ik kan me de naam niet meer herinneren en ik heb het ook nooit gezien, want ik woonde in Amsterdam en had ook geen videotext. Het is waarschijnlijk het meest obscure literaire tijdschrift ooit – in 1995 was Videotext al lang passé. Ik weet nog wel dat Koen Peeters, op vraag van Ernie, een tekst opzocht die hij er mocht publiceren. Ik schreef voor Videotext een recensie van Marjorie Perloff's Radical Artifice, en maakte er een echte hypertekst van. Ik vond een print van de tekst terug, die ik scande en OCR-de. De cijfers tussen haakjes zijn de links naar de genummerde alinea's. Er was uiteraard een strikte limiet aan het aantal lettertekens per scherm, en daar is de tekst op geschreven. Na zoveel jaren vind ik het nog steeds een heel geslaagd stukje.

1 Arie Altena: Schrijven in tijden van media naar aanleiding van: Marjorie Perloff: Radical Artifice, Poetry in the Age of Media, University of Chicago Press, Chicago & London 1991.ISBN 0-226-65733-7. Het onderwerp van Radical Artifice, Marjorie Perloff's meest recente boek, is de invloed die de digitale technologie en de alomtegenwoordigheid van de massamedia (met name reclame) uitoefent op de taal van de Amerikaanse experimentele poëzie.
(2) (3) (16) (15)

2 De literatuurwetenschapster Marjorie Perloff schreef verscheidene boeken over poëzie en Avant-Garde-kunst waaronder Poetics of Indeterminacy: Rimbaud to Cage (1981), The Dance of the Intellect: Studies in the Poetry of the Pound Tradition (1985) en Poetic License, Essays in Modernist and Postmodernist Lyric (1990). Haar werk kenmerkt zich door enthousiasme voor nieuwe en andere poëzie, een overtuigende en frisse kijk op kunst en het onaflaatbaar verdedigen van de Avant-Garde, oud en nieuw.
(7) (3) (1)

3 Perloff vraagt zich af wat er met de poëzie gebeurt in een wereld vol faxen, laserprinters en computers, een wereld waarin sommige mensen voornamelijk via e-mail communiceren en het Internet exponentieel groeit, een wereld waarin de steden vergeven zijn van de billboards, een wereld waarin de (beeld)taal van de reclame vaak ingenieuzer is dan de taal van veel literatuur en waarin de "common speech" verdrongen is door de gelijkgeschakelde taal van soaps, sitcoms, Oprah Winfrey en Phil Donahue.
(6) (12) (4) (16) (8) (5)

4 "Our own poets and artists are now responding, consciously or not, to these media messages - whether on video or FAX or inthe print media -which, try as we may to avoid them, now permeate our eerbal as well as our visual and acoustic space." (p.2). "The impact of electronic technology on our lives is now the object of intense study, but what remains obscure is the role, if any, this technology had in shaping the ostentibly private language of poetry." (p. 3).
(5) (6) (12)

5 De meest voorkomde reactie in de literatuur op de technologische ontwikellingen is, dat weet Perloff ook: zwijgen, negeren en het terugrijpen naar oude vormen. Dit is wat de New Formalists doen, dichters die verstaanbare, eenvoudige poëzie willen schrijven, met een vast metrum, een herkenbare vorm en een verhaal met begin, midden en einde. Zij zetten zich af tegen het vrije vers met zijn nadruk op adempauzes en imitatie van gesproken taal. Maar Perloff toont dat hun jambische vijfvoeters doodgewoon niet deugen.
(6) (7) (8) (3)

6 Perloff bespreekt een aantal recente ontwikkelingen in de Amerikaanse poëzie in het licht van de electronische cultuur en de reclame. Zij is het meest geïnteresseerd in kunst die reageert op de mediaboodschappen en de technologische ontwikkelingen, ermee in de slag gaat en nieuwe wegen zoekt. De Avant-Garde is nog lang niet dood, noch totaal geïncorporeerd door de media, en zij weet dat overtuigend aan te tonen in haar betoogen in de interpretaties van afzonderlijke gedichten en kunstwerken.
(7) (12) (13) (14) (9)

7 Zulke kunst is bijvoorbeeld de niet referentieele, syntactisch ambigue poëzie van de LANGUAGE-dichters (o.a Lynn Hejinian, Ron Silliman, Charles Bernstein), die zich verzetten tegen "speech-based" poëzie (Grenier; "I hate speech"), het werk van Clark Coolidge, Johanna Drucker en Steve McCaffery en verder dat van John Cage. Zij gebruiken niet traditionele ritmes, dialect, rare woorden; alle mogelijke vormen en incorporeren beeld en allerlei niet-poëtisch materiaal in hun werk. Hun werk is "radical artifice".
(11) (9) (8) (12)

8 Van T.S Eliot tot Gary Snyder was "common speech" -taal zoals die op straat gesproken werd-hoeksteen van de Amerikaanse poëzie. Poëzie was "a man on his feet talking". Zij moest natuurlijk zijn. Volgens Perloff is het onmogelijk om nu poëzie te schrijven die gebaseerd is op dit idee. Want wat ooit "common speech" was is nu "mediaspeak". En "authenticiteit" en "contact hebben met je gevoelens", ooit het terrein van de poëzie is nu de taal van Oprah Winfrey. Poëzie die actueel wil zijn zoeke een andere weg.
(9) (7) (5) (12) (11)

9 Eén van de invloeden van de computer op het lezen ligt op het vlak van de typografie. Teksten die op een computerscherm gelezen worden kunnen (vaak) door de lezer veranderd worden (ander lettertype kiezen, knippen en plakken). Met een boek is dat niet mogelijk (tenzij je gaat strepen). M.a.w. elektronische typografie is "reader-controlled" i.t.t. ouderwetse typografie. Dit beweert Perloff in navolging van Richard Lanham (zie Lanham: The Electronic Word).
(10) (11) (14)

10 Perloff beweert dat elektronische typografie toont dat de tekst op het beeldscherm niet transparant is; de lezeres kijkt niet alleen door de tekst heen naar wat er gezegd wordt maar ook naar de tekst zelf die ze kan veranderen. Dit benadrukt het kunstmatige, gemaakte van alle teksten. M.i. overschat Perloff de impact van electronische typografie in dit opzicht. Ze ontleent er wel een argument aan voor de actualiteit van de literatuur als "radical artifice".
(11) (7) (14)

11 Onder "radical artifice" verstaat Perloff kunst die de aandacht richt de eigen kunstmatigheid. Ze zegt: "_we are now at a moment when transparency_ can once again give way to what the Russian Futurists called "the word as such". Het computerscherm en de media-omgeving lijken te vragen om een poëzie die radical artifice is, niet om "speech-based" poëzie. Een gedicht is een gemaakt ding en het lezen ervan een constructie die op rekening komt van de lezeres.
(9) (10) (12) (8) (4)

12 Poëzie is bij uitstek het medium waarin oppositie tegen de media-speak, de vervlakte taal van de soaps, sitcoms en talkshows, vorm kan krijgen. Het is niet genoeg wanneer dat alleen op het nivo van het onderwerp gebeurt. Perloff is geïnteresseerd in poëzie waarin juist op het nivo van de vorm en het materiaal een complexe wisselwerking plaats vindt tussen de poëzie en technologie, TV en reclame. Terecht merkt ze op dat het in interessante kunst nooit een kwestie is van het éen tegen de ander.
(13) (11) (3) (6) (10)

13 Perloff geeft heldere interpretaties die veel inzicht opleveren in het functioneren van moeilijk geachte hedendaagse avantgardekunst. (Tegelijk toont ze hoe tekens in reclame functioneren en betekenissen genereren). Perloff heeft gelijk dat deze kunst teveel in het verdomhoekje zit. Maar hoe interessant ook, het werk dat zij bespreekt is de academische avantgarde van de jaren zeventig, begin tachtig. Niet het recentste dus. Dit doet enig afbreuk aan de centrale vraagstelling van haar boek.
(7) (1) (3) (4) (14) (15)

14 In feite komt Perloff niet met een nieuwe kijk op literatuur. Het is eerder zo dat zij een al bestaande manier van tegen kunst aankijken en een soort kunst die ze in andere contexten ook ai besprak verbindt met de hedendaagse technologische en media-ontwikkelingen. Ze ontleent aan die ontwikkelingen nieuwe argumenten voor die avantgardekunst. De context is nieuw, niet de kunst. Dit maakt haar pleidooi overigens niet minder overtuigend. Eerder niet: de context maakt deze kunst des te relevanter.
(7) (12) (2) (15)

15 Perloff's boek is stimulerend en helder. Ze onderbouwd haar ideëen uitstekend en weet haar favoriete kunst met enthousiasme te verdedigen. Haar inzicht in (post)moderne poëzie is onovertroffen. En hoewel ze weinig te melden heeft over de impact van de computer op de literatuur en het lezen heeft ze des te meer te zeggen over de wisselwerking tussen poëzie en reclame. En iemand die iets wil weten over de LANGUAGE-poets of Cage's Lecture on the Wheather moet hier wezen. Kortom: aanbevolen.
(16) (7) (9) (3)

16 Het is jammer dat Perloff nauwelijks schrijft over hypertext, literatuur op Internet, adventuregames, interactiviteit, CD-ROMs, laat staan over MUD's en MOO's. Dingen die ook voor de literatuur een uitdaging zijn, en die de aard van het lezen kunnen veranderen en een nieuwe manier van het produceren (schrijven/programmeren) van teksten kunnen instigeren. Maar als ik Perloff dat verwijt is het onterecht: daarvoor was het in 1991 nog te vroeg. Wat toont hoe snel de tijden veranderen.
(1) (3) (13)

This text was published in a literary magazine on Videotext in Rotterdam, 1995

some rights reserved
Arie Altena
index