Arie Altena
index
Leesdagboek van 2018. Niet geschreven voor publicatie maar voor eigen plezier en inzicht. Excuus voor de tik- spel- en stijlfouten. Oordelen zijn niet bedoeld als gewogen oordeel van het werk in kwestie, maar zijn oordelen met betrekking tot de vraag: wil ik dit lezen, is het mijn tijd waard, hoe verhoudt zich het tot mijn queeste van het lezen/leven? (En dat is niet per se, of helemaal niet, die van een ander). Gedreven door nieuwsgierigheid naar wat mij motiveert om te lezen.
december 2017 – 6 januari
Uitgelezen. (Zie 2017). Wel interessant hoe Perec’s tekstproductie tot stand kwam. Hij is echt een tekst-producent – in positieve zin. Ook interessant: zijn positie in de cultuur en literatuur, het beeld van de jaren zeventig. Geen fan van Perec – ik houd niet van zijn puzzelmanie. Droevig einde. Blij dat ik na 700 pagina’s weer van Perec af ben. Een heel goede biografie. (En vergeet om de literatuurverwijzingen over het Duitse hoorspel over te nemen).
december 2017 – 8 januari
Kwam er eerst niet in. Te satirisch voor mijn smaak? Allemaal onsympathieke personages uit werelden die mij onsympathiek zijn (die van het geld, die van de internetleegte, die van de financiële, politieke en journalistieke macht), en geen sympathiek personage dat voor mij als tegenwicht kan dienen. De filosofie die wordt opgediend is zeer belangwekkend, beslaat een problematiek en kritiek waar ik in mijn hoofd al jaren, (een decennium of langer?) mee bezig ben. (Langer als je de kwestie van digitale en data-surveillance erbij neemt en Deleuze controle-maatschappij). Kundig gedaan. Maar het maakt het lezen van dit boek ook een beetje tot verplicht doorwerken-werk. Hoe goed het ook is.
Maar dan, in anderhalve zitting uitgelezen. Als ik er eenmaal inzit en het summiere plot grijp en me de personages kan herinneren gaat het bijna vanzelf. Je, een goede roman. Maar toch, eenmaal uit weet ik dat ik ‘m niet weer zal hoeven lezen. (Wel de filosofie over de thema’s die er worden aangesneden weer inkijken – dataficatie, kunstmatige intelligentie, machine-intelligentie, cloud-intelligende, dat soort dingen).
K. Schippers: Garderobe Kleine Zaal
7 januari
Best leuk. Goed uitgevoerd. Mooie observaties, aardige taalspelletjes. Maar van ‘grote’ poëzie verwacht ik meer.
Emily Dickinson & Edna St. Vincent Millay: Dwars vers
Vertaling van Ans Bouter. Mooie uitgave. Werd nooit eerder echt geraakt door Dickinson, maar nu wel (meer). Edna St. Vincent Millay is mij veel te traditionele verzenmakerij. Goed, daar niet van.
December – 9 januari
Knotsgekke en soms daardoor heel goede (en soms te flauwe en soms briljante) overzetting van Macbeth. Niet uitgelezen, wel teruggebracht.
Thijs Zonneveld: Thomas Dekker
10 januari
Gisteravond tot half twee gelezen, het boekje van Thijs Zonneveld over Thomas Dekker – minder schokkend dan werd gesuggereerd door de persaandacht, wel een goed beeld van Dekker’s karakter, wat een vervelende over het paard getilde playboy; en een ontluisterend beeld van het profwielrennen (maar goed, dat wisten we inmiddels).
Enrique Vila-Matas: In Kassel is niets wat het lijkt
11 januari
Treinlectuur. Snel doorgewerkt. Niet slecht, maar veel te uitgesponnen (of langdradig, lang van draad, lang van stof). Mooie, maar geen opzienbarende, observaties over de kunst op de Documenta van 2014. Als het saai is, dan omdat Vila-Matas zijn hele tekst ophangt aan zichzelf als personage in Kassel. (Maar goed, ik vind dat de meeste romans van Vila-Matas balanceren op het randje van saaiheid, ze gaan allemaal op een net te saaie manier over goede maar soms net te saaie literatuur).
10 januari
Wil al een tijdje wat van Eco’s essays en theorie herlezen (of ze allemaal kopen). Dat wil zeggen, van Eco de semioticus. Ik leende deze bundel – eigenlijk een verzameling verspreide opstellen – uit de bibliotheek. Las het eerste opstel. Ik herinner het me weer. Aardig. Lees dan nog meer en herinner me nog meer – Joyce en Borges –, kan veel half lezen (ook omdat Eco zichzelf herhaalt van essay tot essay) en begrijp weer hoezeer Eco’s visie de fundamenten voor mijn literatuuropvatting heeft bepaald.
Jules Verne: Het verlaten land
12 januari
Ik kocht vier deeltjes Verne uit de groene Loeb-serie. Ieder 1 euro vijftig bij de kringloopwinkel. Zo nu en dan bekruipt me het verlangen om een avonturenroman van Jules Verne te lezen. Niet uit nostalgie. Ik heb weliswaar een paar van die blauwe bandjes gelezen als jongen, maar niet meer dan 4 of 5, en ik bewaar er geen herinneringen aan. De Jules Verne-herinnering is eerder dat mijn vader vertelde dat ze – toen hij als jongen in ’s Heerenbroek woonde – iedere week bij de bibliotheek een nieuw deeltje voorhem hadden klaarliggen. Pas later heel veel later ik 20.000 mijlen onder zee (Gutenberg), Het mysterieuze eiland (in het Engels), de reis naar de maan (Loeb), en in 80 dagen de wereld rond (Elsevier). Al eerder had ik Dirk van Weelden horen vertellen over het aanstekelijke wetenschappelijke optimisme van Verne (op een Mediamatic-vergadering, ik denk toen Parijs in de 21e eeuw uitkwam – ik weet de titel niet meer, een posthuum gepublieerde novelle van Verne). Wat me nu opvalt in Het verlaten land (deel I van IJsfinx, Verne’s homage aan Poe) is de wetenschappelijke blik. Er wordt als het waren een wetenschapelijk grid over de wereld gelegd, de geografie en geologie en het landschap en de dieren en planten worden precies beschreven, alsof je door dat allemaal te registreren en op de juiste manier weet te determineren en in te delen, de wereld kunt doorgronden. De mens wordt zo heer en meester over de aarde – of denkt dat te worden. Maar hoezeer de mens ook meester wordt, de wereld blijft ook bij Verne groot, heel groot. En er blijft een nobelheid (die het rigoreuze kapitalisme mist). Toch, wie wil snappen wat er zowel goed is aan als mis is met die positivistische, reducerende wetenschappelijke blik, die leze Verne. (Denk ik nu, na een paar hoofdstukken uit Het verlaten land).
Italo Calvino: De onzichtbare steden
13 januari
Het meest geciteerde boek van Calvino. Het boek waar vooral kunstenaars en architecten en thoeretici hoog van opgeven. Een boek dat gerekend wordt tot de top van het postmodernisme, en geprezen ook door critici die niets van postmoderne spelletjes met de ontologie moeten hebben. Ik probeer het voor de zoveelste keer te lezen. Ik heb zo goed als alles van Calvino gelezen – bijna alles dat in het Nederlands is vertaald en nog wel wat meer. Mijn favoriet? Misschien de drie romans die samen Onze voorouders vormen. Het beste? Le Cosmicomiche. Zijn essays zijn ook prettig – al is mijn smaak net iets radicaler. Maar Le Città Invisibile heb ik dus nooit uit kunnen lezen. Het is precies, het zijn mooie beschriijvingen, maar ik ervaar het als onverdragelijk saai. Weer heb ik de neiging om alleen de hoofdstukken in italics te lezen en het verder te laten. Het andere boek dat ik niet werkelijk uit las is Als op een winternacht een reiziger – dat is meeslepend tot je bij hoofdstukken komt waarin hij een genre imiteert dat je niet ligt, en dan haak ik af, blader door naar het volgende hoofdstuk. Er is een link met wat me bevalt aan Perec, en wat me afstoot aan het werk van Perec. Wat me aan Calvino bevalt is het narratieve (en hoe hij daar teruggrijpt op met name Ariosto), wat me interesseert is zijn literatuuropvatting, wat me afstoot: als de pure vorm de overhand krijgt. Wat me interesseert aan Perec is zijn methodische tekstproductie, vooral de sociologische kant ervan, de manieren om werkelijkheid te vatten; wat me bevalt zijn de registraties van stukken werkelijkheid, en de fantasie. Ik haak af als de puzzelmanie de overhand krijgt.
Juliana Spahr: The Connection of Everything with Lungs
Tijdens de vioolles van R. las ik haar gedichten op mijn telefoon. Gaat snel genoeg. Ze zijn erg toegankelijk.
Stond al heel lang in mijn te-lezen-lijst. Met voorwoord van Jean-Luc Nancy. Helaas, ik vrees dat ik er zo goed als niets van begrijp – met de hele ervaring van geluidskunst, Sonic Acts, van nabij meemaken van het werk van field recordists, van Raviv, Gabriel Paiuk, Koen Nutters, Samuel Vriezen en zovele anderen, Hilary, CC Hennix, Bill Dietz, heb ik toch een ander begrip van luisteren, waardoor Szendy’s te theoretische (en te veel in oude filosofische schema’s vastzittende denkwijze) uiteenzettingen gewoon niet vat. (En dus ook niet inzie waarom ik dit verder zou lezen?). Het voorwoord van Nancy is zo goed als onleesbaar, maar dat zou best eens kunnen komen door de beroerde vertaling.
Beppe Fenoglio: Una questione privata
Nooit gelezen. Calvino noemt deze roman het boek dat hij geschreven had willen hebben (in plaats van Il sentiero dei nidi di ragni). Het is inderdaad magnifiek. Zo precies, ingevoeld – je ziet de mist en modder, je voelt wat Milton (de hoofdpersoon) doormaakt. Toch raak ik halverwege minder geboeid, dat heeft niets te maken met de kwaliteit van het boek, alles met mijn aandachtsspanne. je zou dit boek in 1 of 2 zittingen moeten uitlezen. En ik doe er nu al dagen over. (Typisch na-oorlogse literatuur: het model van Hemingway, heel dicht komen bij een personage en diens gevoelens, dilemma’s e.d. en toch een zakelijke stijl blijven hanteren. Gericht op het menselijke en individuele, op morele en psychologische issues, wel in een sociale, historische en politieke context.) (Alles in het kader van ‘de Italiaanse literatuur die ik niet las toen ik Italiaans studeerde’? Toch een beetje aan de saaie kant, hoe magnifiek ook).
Mooie roman. Mooi invoelbaar, diep gevoeld. Leeft mee. Begrijpt. (En ook ongrijpbaar). Over o.a. verlegenheid.
Een verzameling kortere teksten. Heel verschillend. Vertaald door Rokus. Sommige heb ik al eens gelezen, andere niet. Sommige zijn heel goed, anderen niet meer dan aardige gelegenheidsstukjes of inkijkjes in Perec’s werkwijze. Toch wel een plezier om te lezen. (Ondanks dat ik niet hou van zijn puzzelmanie).
Bruno Latour: Oog in oog met Gaia
Wat een plezier om dit in zult uitstkend Nederlands te lezen!
Schreef dit op mijn blog:
Bruno Latour: Oog in oog met Gaia
‘Acht lezingen over het Nieuwe Klimaatregime’. Wat een plezier om dit in het Nederlands te lezen! Een groot deel van het betoog en de argumenten waren me al bekend. Ik las de oorspronkelijke Gifford lezingen (uit 2013) toen ze nog als PDF online beschikbaar waren, luisterde naar het hoorspel Kosmokoloss, nam verspreide Engelse artikelen van Latour door. Zoals de ideeën en argumenten in deze defintieve versie van Face a Gaia achter elkaar zijn gezet, in dit Nederlands van Rokus Hofstede en Katrien Vandenberghe, gaat het sprankelen, wordt het urgent, en zoveel makkelijke begrijpbaar. Het is niet moeilijk wat Latour hier uitlegt, het gaat alleen in tegen heel veel oude, vertrouwde, afgekloven en schadelijke concepten. (Voorbeeld: wat veel mensen als ‘religie’ beschouwen noemt Latour contra-religie). Dat vergt wat omdenken, maar eenmaal omgedacht is het helder, verwikkelt het één vanzelfsprekend met het ander. Veel inzichten uit Latour’s lange carrière komen in dit boek bij elkaar. Latour schetst hoe we ons de wereld kunnen (nee moeten) voorstellen. Ik las het in 1 adem uit.
Stendhal: Het leven van Henry Brulard
Ik denk niet dat ik dit boek ooit helemaal van bladzijde 1 tot en met bladzijde laatst zal lezen, maar gisteravond las ik met veel plezier her en der in het exemplaar dat ik – als ik het goed heb – een tijdje geleden uit de boekenkast van mn ouders meenam. Zo’n Prisma-klassieken die mn vader graag tweedehands kocht. Met al die pentekeningen van Stendhal en een font dat eigenlijk net te klein is. Ik kan me herinneren dat deze vertaling (van C.N. Lijsen) uitkwam en nieuw in de bibliotheek van Almelo stond. Toen heb ik ’t ook wel eens geleend en een stukje gelezen.
Leende ik van de bibliotheek. Zij was één van de schrijfsters die een hoorspel mochten schrijven – in de lichting die ik selecteerde met Thomas Verbogt en Maartje Wortel. Was benieuwd. Ik kom er niet in. En dat het gaat over mensen uit de klasse van de gegoeden tot de superrijken (waar zij naar ik vermoed ook uit afkomstig is) maakt het voor mij heel moeilijk om me te dwingen om me er in te verdiepen. Toch blijf ik proberen.
Gloria Wekker: White Innocence
Lees ik die ook eens. Weet natuurlijk door al het volgen van een paar twitter-threads (Sander Philipse bijvoorbeeld) vrij goed wat er in het boek staat. Ik leende de Engelse versie uit 2016 van de bibliotheek. Zie dat ze veel dichter verbonden is met een netwerk dat ik behoorlijk goed ken uit begin jaren negentig: Isabel Hoving, Pamela Pattynama en Babs Boter waren collega’s. Ik vond hun PhD-onderzoeken maar matig interessant, al waren ze vast goed. (Analyseren van spiegelscenes in postkoloniale literatuur. Ik was in andere dingen geïnteresseerd, theorie, wilde dieper graven in de taal, de structuur van cultuur enz.) Lezen van White Innocence valt niet mee. Wekker heeft in de grond van de zaak volkomen gelijk, wat ze zegt over witte onschuld en het witte Nederlandse zelfbeeld klopt volledig (en de reacties op haar boek onderstrepen haar gelijk). Ze formuleert echter slordig, springt van de hak op de tak, vergelijkt dingen die maar moeilijk te vergelijken zijn, houdt nauwelijks tot geen rekening met de culturele veranderingen in Nederland zelf (toch belangrijk zelfs al blijft de witte onschuld over al die tijd gelijk), en heeft weinig oog voor verschillen in Nederland. Dat is jammer. Vooral omdat het boek daarnaast methodologisch gezien niet erg sterk is. Dat hoeft geen probleem te zijn, als je tenminste verder helder argumenteert en formuleert – er een goed en in zichzelf overtuigend verhaal van maakt. Wat ze te berde brengt over Saïd’s ‘cultural archive’ (en verwijst naar Williams structures of feeling en Bourdieu) is vrij armzalig en – zoals het hier staat – van het niveau van een afstudeerscriptie. En dan denk ik ‘auw’. Jammer, want nogmaals: ze heeft verder gewoon volledig gelijk! Wat ze schrijft over het Nederlandse beleid en haar tijd bij het ministerie van WVC is weer heel goed, net als wat ze schrijft over de geschiedenis van Suriname, over de neonationalistische move van de witte homo’s. Hmm, het probleem van het boek lijkt te zijn dat de eerste stukken niet erg goed zijn – verderop lees ik vooral gedegen studies… en het einde is supersterk!
Hoorde gisteren dat zij ook in de commissie voor poëzie op het scherm zit. Dus leende ik dit boek. Las het diagonaal, heel sympathiek en vast erg goed voor heel veel lezers. Voor mij is het vooral een heel traditionele en zelfs een beetje achterhaalde manier van analyseren van romans. De literatuurwetenschap is ongeveer die van E.M. Forster ( en lijkt dus ook op de 12 vragen die we op de middelbare school gestimuleerd werden te beantwoorden over een roman, soort vertelinstantie, showing vs telling, gebruik van tijd – vooruitkijken, flashbacks, enzovoorts). Ik kan me een boek voorstellen dat ook een inleiding is op het lezen en dat avontuurlijker is. Ik lees heel anders…
Door de kou bevangen. 50 jaar Nederlands onderzoek in de poolgebieden
Om door te bladeren, foto’s te kijken en hier en daar wat te lezen. Ik vind het interessant. Besteed er toch twee uur aan.
E.P Jacobs: De drie formules van Professor Sato (deel 2)
Wilde al een tijdje die strips over Mortimer en Blake lezen. Leende ze nu van de bibliotheek. Las deze. Hmm. Wat een onzinverhaal. Dacht dat het meer gesofisticeerd zou zijn. Erg platte James Bond is het. Lees het toch uit (maar doe er drie dagen over).
De Septimus-Golf (Blake & Mortimer)
Een recente strip gebaseerd op de figuren van Edgar Jacobs. Niet slecht. Al is het een onzinverhaal. Die vreemde fascinatie voor communicatie op afstand en telepathie. Veel inside-grappen en verwijzingen. Borges zelfs.
Een portret van H.R., ‘an oral history of H.R. from Bad Brains’. Bad Brains, de beste band ooit. (Full stop). Ik krijg nog steeds kippenvel bij die vroege nummers….
Robert Barry: The Music of the Future
In begonnen. Interessant – vooral omdat hij begint met Borealis en andere festivals die dicht tegen mijn kerninteresse liggen. En omdat hij het belang van schrijven over muziek wil onderzoeken. En uitgelezen. Ik las het helemaal op mijn telefoon, op tussendoormomenten in de metro, wachtend op de trein, in de trein. Wel veel doorgescand. Veel info, theorie en anekdotes die ik al kende. Ook het een en ander dat ik niet of nauwelijks kende (Berlioz is een gat in mijn kennis – omdat ik niet van zijn muziek houdt heb ik me nooit in zijn opvattingen verdiept). Leesbaar opgediend – en daar ligt de makke van dit boek. Het is weer die muziekjournalistieke aanpak van de theorie en de muziekgeschiedenis en de muziekkritiek: steeds een anekdote als aankeiler, een persoonlijke reminiscentie, en dan de samenvattingen van de opvattingen van anderen en de navertellingen van de geschiedenis. Glijdt naar binnen, ik heb liever iets dat wat stekeliger is…
Aflevering van dit ‘literair-journalistieke tijdschrift’ over wielrennen (het treurige teken van deze tijd dat er betere journalistieke stukken over sport worden geschreven dan over politiek en andere werkelijk belangrijke zaken). Met een mooi stuk over Hennie Kuiper’s Tour van 1978 en zijn val in de afdaling van de Granier. Zou hij werkelijk die Tour hebben kunnen winnen?
Soort van uitgelezen. Het begin ‘blew me away’ – om de stijl. Vittorini out-Hemingways Hemingway. Interesse omdat ik de Italiaanse literatuur wil begrijpen, en interesse om het thema ‘wat doe je in oorlogstijd’. Toch verlies ik gaandeweg de aandacht, en na de helft begin ook ook stiekem wat stukjes over te slaan. Aan het einde wordt het soms iets te ouderwets moralistisch en existentialistisch. (Calvino kon ik blijven lezen omdat er een spanning in zit in de verhouding met de natuur en de Aarde, of in ieder geval een aandacht daarvoor. Fenoglio is minder ‘uitgebeten’ en ook minder alleen op de mens gericht. Vittorini schrijft wel mooi over liefde.
Beppe Fenoglio: La paga del sabato
De eerste roman van Fenoglio – ik heb hem ooit moeten lezen toen ik Italiaans studeerde. (Daarom nem ik de Italiaanse titel, al lees ik de vertaling: De laatste dag.) Ik vond er toen niet veel aan. Nu ontdek ik een precieze en gave karaktertekening. De na-oorlogse partizanenervaring. Het is niet mijn soort literatuur (zie mijn opmerkingen bij Vittorini). Deze mannenervaring is ook niet wat ik het liefst lees. (Trouwens: wat een belazerde inleiding van Baricco, hoe durven zo zo’n zwak kwebbelend stukkie als inleiding af te drukken?) Ik lees de eerste 70 pagina, sla een groot deel over en lees de laatste 15. Genoeg Fenoglio. Groot schrijver, dat zeker. Nu verder met de boeken waar ik me werkelijk in wil verdiepen.
Gustave Flaubert: De leerschool der liefde
Die heb ik gelezen. Lang geleden. Ik wil deze roman al lang herlezen. Dacht dat mn vader ‘m in de boekenkast had staan, maar dat was de eerste versie (uitgegeven als ‘De eerste leerschool der liefde’). De vertaling van Hans van Pinxteren – die ik meende in de jaren tachtig ook te hebben gelezen, maar het colofon zegt dat de eerste uitgave van 1991 is & ik heb deze roman zeker eerder gelezen. Uitgebeten zeer effectieve stijl. Pfff. (Paar rare dingen in het Nederlands, ontbrekende voorzetsels bijvoorbeeld – doemen i.p.v doemen op). Je ziet alles meteen voor je, en je merkt het verschil tussen alle andere realistische romanciers en dit gebeitel van Flaubert.
(Weken later kom ik er eindelijk aan toe om verder te lezen. Je moet deze roman in brokken van zeker 50, liever 100 pagina’s lezen om de draad niet kwijt te raken). (Blijft: dat het Franse realisme me interesseert, waar de Engelse en de Russische roman me niet kan bekoren. En dat ligt niet aan Parijs versus Londen en Sint Petersburg.)
Steengoed. Waarom? Omdat er geen ontwikkeling is. De dingen gebeuren, overkomen de personages. Ze bewegen zich door verschillende sociale netwerken en plaatsen. Daaruit komt geschiedenis voort. Die gaat nergens heen. De opstand van 1848 is een chaos. Aan de grote en kleine gebeurtenissen zitten altijd verlangens vast, dromen, vooruitkijken, en terugblikken, maar dat zijn niet de werkzame bestanddelen van de gebeurtenissen (of maar voor een klein deel). En het gaat echt over liefde. Wat Frédéric voelt is liefde, en in zekere zin beleven ze ook de liefde samen – al leidt die tot helemaal niets. Wikipedia rept van ‘verstoorde relaties’ – het sublieme van Flaubert is juist dat hij laat zien dat sociale relaties altijd ‘verstoord’ zijn.
Eindelijk uitgelezen op 9 april. Steengoed boek. (Ook al volg ik de politieke finesses niet altijd). Flaubert zet zichzelf ook goed voor gek in die laatste hoofdstukken.
Maarten van der Graaff: Wormen en engelen
Wat moet ik zeggen? Steengoed. Hij weet in elk stuk de kern te pakken. De kern van een gevoel, de kern van een ervaring, de kern van een probleem, de kern van een actueel levensgevoel. Daardoor pakt hij de lezer. (Deze lezer, mij). Vooral daardoor staat hij ver van de andere hedendaagse Nederlandse romanschrijvers. Niet alleen ideologisch en politiek-theoretisch (waar anderen duidelijk een neoliberale achtergrond hebben – dat is hun Umfeld – denk aan Joost de Vries, – of aan de Heerma Vossen, Philip Huffs etc. – komt Van der Graaff uit een bevindelijk-Gereformeerd nest en denkt vooral daardoor vanzelfsprekend intersectioneel-postpostmodern (vanuit de idee dat er andere levensopvattingen mogelijk zijn)) maar ook in de stijl, de verwoording, de meerstemmigheid. Heel goed. En wat ik bijzonder interessant vind: de uiteenzetting met de kerkelijke vernieuwing van de jaren zestig (en de conservatieve restauratie van daarna). Dat is ook de geschiedenis van mijn ouders – beide weliswaar Nederlands Hervormd (en niet Katholiek of Gereformeerd), maar die vernieuwing van binnen de kerk, vanuit de bevrijdingstheologie, Bonhoeffer, en zelfs paus Johannes XXIII, dat is de reden geweest waarom ze nog lang bij de kerk bleven. (Tel daarbij op dat ze in Almelo naar een kerk gingen die volop meedeed aan de Nieuwe Liturgie).
Verhalen uit Duizend-en-één Nacht
Ik lees een paar stukjes (pagina of 30) uit deel 5/6 van de ‘integrale’ Nederlandse vertaling van Richard van Leeuwen. Leuk, maar ik realiseer me dat ik ze niet allemaal hoef te lezen.
Nils Christian Moe Repstad: 19 Vergiftigingen
In de metro op weg naar de bibliotheek lees ik toch nog snel een heleboel gedichten uit deze bundel. Thuis kwam ik er niet in – leken de zinnen dood te vallen, geen muziek te bevatten. In de metro komt het binnen. Erg goed. Maar ik lever het boek toch half gelezen in.
Jan Mysjkin: Engel in het raam op het oosten
Hedendaagse poëzie uit Roemenië, samenstelling, inleiding en vertaling door de onvolprezen Jan Mysjkin (is er iemand die meer voor de 20e eeuwse poëzie gedaan heeft dan hij?). Geleend uit de bibliotheek. Ik lees inleiding, en de inleidingen op de dichters en lees door de gedichten, soms even vertragend als ik word gegrepen, vaak scannend. Poging om grip te krijgen op de literatuur en wat literatuur is via een cultuur en scene en geschiedenis die mij vreemd is. (Ken ik één woord Roemeens? Nee.) (Heb ik een connectie met Roemenië? Ja, een vage, maar wel een die op de achtergrond steeds speelt. Sorin Alexandrescu was één van mijn docenten. Hij gaf lessen bij de werkgroep semiotiek I en II die ik in respectievelijk 1985 en 1986 volgde. (Te vroeg, ik had alleen mijn propedeuse, maar het was niet verboden om derde en vierdejaars colleges in het tweede jaar te doen). En ook later toen ik AiO was had ik zijdelings met hem te maken. Ik was te sociaal onhandig, verlegen en te koppig om te begrijpen dat hij geïnteresseerd was in mijn opvattingen omdat ik vaak met mijn hoofd zat te schudden tijdens de colleges – hij zag dat en vroeg me er ooit naar. Later was er een (erg goede) student uit Roemenië aan het Frank Mohr: Ioan Cocan. Via hem kreeg ik iets mee van de Roemeense intellectuele en artistieke cultuur (en de connectie met Frankrijk, Franse theorie en literatuur). Maar niet genoeg om er werkelijk iets van te begrijpen. De Roemeense televisierevolutie van 1989, die zo belangrijk was voor mensen als Geert (Lovink) is dan weer grotendeels aan mij voorbij gegaan…
De ‘korte’ versie, in de vertaling uit 2005. Maar was ik daar niet al ooit in begonnen? De inleiding van Willem Westeijn en het woord vooraf van Tolstoj komen me erg bekend voor). Het begin van de roman kost me veel moeite. Ik zie het niet voor me, en mijn totale desinteresse voor de adel helpt niet. Dat je weet: dit boek zal ik nooit lezen.
Jan Mysjkin: Voor de prijs van mijn mond
Tweede bundel met Roemeense poëzie tussen 1960 en 2010. Op dezelfde manier doorgewerkt als de eerste. Wat me opviel: de vanzelfsprekendheid waarmee de poëtische benadering, de poëzie deel uitmaakt van het leven. Poëzie, natuurlijk is die er – het is gewoon een manier om je uiteen te zetten met het bestaan. Toch ligt deze poëzie me niet. Te veel metaforen. Te weinig dagelijksheid. Te weinig andere manier om met taal om te gaan. De gedichten van de jongere dichters las ik met meer interesse – daar sloeg vaker een vonk over. Was het meer dan bewondering om weer een mooi gedicht.
Christophe van Gerrewey: Werk werk werk
Zo herkenbaar dat ik sommige stukken zelf had kunnen schrijven. Dit is het leven van nu. Ik word er niet blij van. Wat een leegte. Wat een ellende. Wat een verschrikkelijk gedoe allemaal om niets. Er wordt niets opgebouwd. Er is alleen afbraak en het laatste dat over is terwijl de rest (en de mogelijkheid tot groei, tot nieuwe perspectieven) langzaam wordt afgebroken. Europa is rijk maar ‘finished’. En toch is er zoveel kennis, inzicht, energie – maar die omstandigheden… Erg goed geschreven, ook al blijft Gerrewey wel heel dicht bij de werelden die hij vanuit eigen ervaring intiem kent. (Het is grotendeels ook mijn biotoop).
Jan Rothuizen: Veranderstad Amsterdam, De zachte Atlas II
Beoordeeld voor het Letterenfonds.
Mattie Goedegebuur: Afscheid voor nu
Beoordeeld voor het Letterenfonds.
Eerste deel. Ik hou niet van de muziek van Berlioz. Dat is waarschijnlijk de reden dat ik zijn memoires ook nooit ben gaan lezen. En hoe vaak Berlioz ook wordt genoemd door bevriende componisten of in teksten van mensen wiens ideeën ik waardeer, nooit ben ik Berlioz gaan lezen. Nu zag ik bij toeval die twee delen, ooit uitgekomen in de reeks Privédomein, in de bibliotheek staan. (Ook dat wist ik niet, dat zijn memoires al 30 jaar geleden in die reeks uitkwamen). Heel plezierig leesvoer, en inzicht in de muziekcultuur van die tijd, en de verwarringen van de politiek.
Nou, dus vooral omdat het een Henkes & Bindervoet-vertaling is. En omdat ik in een ver verleden geprobeerd heb de Duitse vertaling te lezen die ik van Hans (mn oom) gekregen had. Ik begrijp uit het nawoord dat het een stuk serieuzer is dan het lijkt, toch vind ik het vrij onleesbaar. Dylan doet Burroughs.
Hennie Kuiper, Kampioen van de wilskracht
Koffietafelboek (in eigen beheer uitgegeven, zo is onze wereld: een boek als dit kun je met succes in eigen beheer uitgeven). Heel mooie foto’s. Ik was fan van Kuiper (tussen 1977 en 1983). Het boek is behoorlijk slecht geschreven. Pogingen tot diepgang maar geen werkelijke analyse, of eentje die te vaak herhaalt wordt. Het karakter van Kuiper is wel interessant (net als dat van Hinault). (Maar vergelijk het met Fotheringham’s biografie van Hinault – die is veel beter…) Ik geniet ervan, lees opvallend langzaam. Twee redenen: dit tijdvak is wat me het meest fascineert. De tijd voor 1977 – als ik het wielrennen nog niet volg (hoe daar de gronden liggen voor de ontwikkelingen daarna), en dan de jaren waarin ik het wielrennen voor het eerst volg, als kind, en zelf ploegen samenstel, wielershirtjes teken, routes van de Tour uitdenk.
Charles Sanders Peirce: Lessen in pragmatisme
Vreemd eigenlijk dat ik dit zo slecht. ken en niets over Peirce wist. Zo gepokt & gemazeld in zijn denken: semiotiek. Geleend van de bibliotheek. Hoewel het op geen enkele manier past in geen enkele van mijn virtuele onderzoeksprojectjes wil ik het toch lezen. Filosofie fris houden. (Maar waarom? Ik zal er nooit over schrijven, het zal op geen enkele manier terugkomen in programma’s waaraan ik schrijf. Dat begin ik steeds moeilijker te vinden. Enige oplossing: mezelf wel dwingen er over te schrijven en dat online publiceren – zodat er op den duur een verknoping ontstaat, een verdikking, of gewoon: dat iemand anders het leest en op idee.
Ik lees de hele inleiding met veel aandacht. (Vreemd dat Kees Schuyt nergens Eco noemt, die toch veel gedaan heeft voor de verspreiding van Peirce’s ideeën). Ben meer gevormd door Peirce dan ik had gedacht.
Geen tijd om het allemaal te lezen (en staat Lotman niet eigenlijk hoger op mijn lijst, en Whitehead dan?) Probeer de laatste twee stukken, die het meest over semiotiek gaan, wel te lezen. En grasduin wat. Allright, mocht ik ook tijd hebben dan zal ik Peirce lezen, niet Kant.
Umberto Eco: Kant en het vogelbekdier
Van de bibliotheek geleend. Zal het niet lezen. Teveel technische filosofie door een semioticus. Bladeren, grip krijgen. Nee, wat later lees ik er toch een behoorlijk stuk uit weg. Hier en daar en met veel bladeren, en veel me herinneren van vroeger.
Tweede deel van het vervolg op Poe’s Pym. Als ik een avonturenroman wil lezen pak ik dit boek en lees weer een stukje. Toch wel saai op den duur: alles wordt uitgelegd.
Máirtín O Cadhain: Onder de zoden
Al eerder zien staan in de bibliotheek. Dit keer kon ik mijn nieuwsgierigheid dan niet bedwingen. Is dit echt rechtstreeks uit het Iers vertaald? Dat staat namelijk nergens in het colofon. Ik kan me totaal voorstellen dat het stiekem gewoon uit het Engels is vertaald. Dit boek is heel Iers. Ik lees inleiding en de eerste dertig pagina’s. Niet slecht. Uitlezen zal ik het niet. Er over lezen wel.
Eva Meijer: De soldaat was een dolfijn. Over politieke dieren
100 pagina’s. Doorgenomen in de trein naar Groningen. Doorgenomen, niet gelezen, want heel veel ken ik, en eigenlijk was ik verbaasd dat ik het hele argument dat ze maakt al ken, of – als ik het niet ooit zo had gelezen – impliciet had afgeleid uit mijn kennis van Latour en Haraway.
Teju Cole: Elke dag is voor de dief
Zag ‘m staan in de bibliotheek en dacht, die heb ik nooit gelezen. Begon, en jawel, ik heb hem wel gelezen.
Jennifer Walshe: Legend of the Fornar Resistance
Knettergek, en zo leuk.
Jennifer Walshe: Historical Documents of the Irish Avant-Garde
Zo goed. Ik moet er hardop om lachen.
De Engelse vertaling. Een uniek boek (elk exemplaar heeft een andere volgorde). Vreemd en aantrekkelijk poëtisch. Veel overeenkomsten met Samuel’s werk…. Samuel Vriezen.
Ik lees het helemaal. Ik ben net als de meeste anderen niet helemaal overtuigd maar wel geïntrigeerd door de leeservaring die het oplevert. Dat het boek uniek is (elk exemplaar heeft een andere uit miljoenen mogelijke volgordes) is conceptueel interessant. Maar het is niet op zn interessants door het combinatorische aspect – of beter, het combinatorische ondersteund en versterkt een bepaalde leeservaring die iets zegt over de modellen waarin wij ons begrip proppen. Je ziet wel beelden voor je terwijl je leest (ik vindt ze Delillo-achtig ‘overbelicht’ – door de simpele zinnen – of Antonioni-achtig, of typisch Italië-jaren-zeventig), maar er is geen model waaraan je begrip ‘grip’ kan krijgen, geen prolepsis (is dat het woord – vooruit-begrip, je verwacht een volgelde zin, iemand loopt weg, en daar volgt logische op dat het personage ergens heen gaat, maar dat volgt niet). Daardoor krijg je een heel onpersoonlijek leeservaring, een evaring van het onpersoonlijke, of bovenpersoonlijke. In die zin is het een abstract boek misschien – een abstract boek dat niet over modellen gaat, maar het idee van het model afbreekt. Ik vind de uitspraken over de roman en de opbouw en structuur – de metafictionele zinnen – wel interessant. Nee, het gaat nergens naar toe. Ergens op de achtergrond speelt nog politiek, speelt liefde (het zou een hervertelling zijn van Tristan & Isolde, maar ik herinner met dat verhaal niet in voldoende detail om er iets van te herkennen).
Het staat volgens mij ook heel dicht bij Balestrini’s poëzie – bij die over het haast onpersoonlijke, politieke leven.
Eco’s inleiding is er eentje uit een vorige eeuw – ik ben geneigd dit boek veel politieker te lezen, en minder als een vormexperiment.
Blijft: verlangen om de cultuur van Italië anno 1977 te reconstrueren. De autonomen, potere operaio, de jaren van lood, Radio Alice, maar ook Negazione (punk – o, ik zie dat dat pas veel later is…), de Italiaanse politieke avantgarde en porgressive rock. Tempi strani.
Op de zondag na St. Patricksday neem ik ook nog Jennifer Walshe’s catalogus van haar Grupat-project door
Nee, niet gelezen, maar wel doorgenomen, deze twee catalogi die Brent Klinkum me opstuurde.
Hein van Dolen: Een kleine geschiedenis van het Byzantijnse rijk
Hmm. Broddelwerk. Een niet aflatende lijst van keizers en keizerinnen – ja, zo staat het ook in de kronieken – afgewisseld met wat sappige anekdotes – ook uit Procopius neem ik aan (door Van Dolen vertaald). Samenvattingswerk, maar erg veel inzicht levert het niet op.
Timothy Morton: Being Ecological
Tim legt uit hoe het voelt en vat tegelijk een heleboel filosofie samen, op een aantrekkelijke manier waardoor zelfs de grootste leek er wat van zal snappen. Maar sorry Tim, ik kan dit echt niet lezen. Het is allemaal te kort door de bocht, met alle anekdotes die ik al eens heb gehoord of gelezen. Een introductie voor leken, maar ik vraag me af waarom – wat is het doel van dit boek? Een hart onder de riem? Zeggen dat we al ecologisch zijn? Met humor en zelfspot om de depressie te overwinnen?
Het is een boek waarvan ik de zin alleen kan zien als ik net een stuk heb gelezen uit Vollmann’s nieuwste (online, het boek is besteld) – Carbon Ideologies. En je moet je daartegen teweerstellen. Tegen de dood. Uiteindelijk gaat het daar om. (Ook in het boek van Tim).
Goed geschreven. Paar stukken gelezen. Dit levert wel inzicht op in de leefwereld van de echte programmeurs.
Ik vind zijn verhalen het beste. Het is niet mij favoriete soort (vorm van) literatuur, maar het is steengoed hoe hij de menselijke relaties onder woorden brengt. Twee verhalen gelezen. Toen moest het boek terug. Snel nog beginzinnen (die zijn zo goed) van de andere verhalen gelezen en de laatste zinnen. Dat was genoeg. Ik begrijp wel waarom het Fenoglio zoveel moeite kostte om te schrijven – wat hij doet lijkt simpel, maar is het allermoeilijkste.
William T. Vollmann: The Dying Grass
Ligt alweer drie jaar (echt?) in de kast, op de onderste plan, vlakbij mijn kussen. Klaar om in verder te lezen. Maar ik las niet verder. 1200+ bladzijden. Ook daarom. En het gevoel dat ik eerst die hele geschiedenis al moet kennen, en begrijpen, om daarna Vollmanns gedroomde en veel te uitvoerige reconstructie – deels in fake slechte jongensboekenstijl geschreven – te lezen. Nee, ik zal het niet lezen. Ik heb gebladerd, een twintigtal bladzijden her en der gelezen. Ik zal het ooit bestuderen, de structuur, de glossary, de noten. Kijken wat hij Vollmann heeft gedaan, en hoe hij dat heeft gedaan. Sorry Bill.
Emanuele Trevi: Een onmogelijke ontmoeting met Pier Paolo Pasolini (bijna waarbegeurd)
Roman en half essay over Pasolini’s Petrolio en meer. Bibliotheek. Pasolini intrigeert me – om zijn eigenzinnige essays, sommige poëzie en het Petrolio-project – en ik heb een afkeer van hem, door zijn adoratie voor volksjochies. Deze roman werd besproken in de Reactor (als ik me niet vergis) en ik was maar matig geïnteresseerd. Maar tot nu toe wel interessant, vooral als essay.
Typisch: eerst krijg ik enorme zin om Petrolio te lezen, en hoe verder ik kom in dit boek, des te meer neemt mijn afkeer van Pasolini weer de overhand. Zijn onderzoek was slordig. Ik vind Salò verschrikkelijk (een doodse film, die natuurlijk doods moet zijn, ja dat snap ik ook, maar wat ik niet begrijp is die fascinatie voor De Sade – De Sade die, dat wil ik best aannnemen, interessant is als ultieme consequentie van een totaal gereguleerd rationalisme – en daar laat ik het graag bij).
Ik lees dit boek opmerkelijk langzaam. Opschieten lukt niet. Maar heel erg interessant vind ik het allemaal ook niet. Dat portret van Laura Betti, het zal me wat. Ik wil meer sociale en politieke context (en literaire) van de Italiaanse jaren zeventig.
Uitgelezen, net voor ik beginnen moet met het lezen van de romans en dichtbundels voor het Letterenfonds. Ik weet het niet. Het is geen slecht boek, en het is een boek dat ik aardig vindt om te lezen omdat het grotendeels een essay is over Pasolini, en ook over inwijding (antropologie – omdat Pasolini’s Petrolio over inwijding gaat).
Het is ook een boek over het belang van woede (via het portret van Laura Betti).
Maar nee. Ik ben niet heel erg onder de indruk. Het is vooral een kundig en goed boek over Petrolio, een boek dat mij – die niet van de romans en verhalen van Pasolini houdt – van de plicht ontslaat om Petrolio te lezen. (Dat bovendien in de Nederlandse vertaling een omslag heeft waarmee ik liever niet in de trein zit).
Maar verder… is de staat van de literatuur dusdanig dat een boek als dit een grote Europese prijs wint? (Ik hou ook al niet van Sebald, nog zo’n literatuurliefhebber). (Ik ben zelf literatuurliefhebber en het zou niet meer dan logisch zijn geweest als ik zulke boeken zou willen schrijven – precies daarop is mijn minder hoge waardering gebaseerd: ik zou namelijk juist niet op deze manier schrijven. Er staat te weinig op het spel. Het is te weinig politiek. Er worden te weinig vorm-risico’s genomen. De eigen anekdotes (uit eigen leven) worden te belangrijk gevonden. – Vergelijk Trevi nou eens met Pasolini…. Ik lees liever het proza van Trevi, maar in Pasolini’s essays (en vooral in de Scritti Corsari – voor wat ik weet, wat daarvan is vertaald in de anthologie samengeesteld door Piet Joostens) staat zoveel meer op het spel…)
Anyway. Uit. En ik hoef Petrolio niet te lezen.
Dagboekaantekeningen vanaf 1956. Jasper had het bij zich. Ik las er een pagina of 40 uit. Best interessant als tijdsbeeld. (Reizen naar Frankrijk en Spanje). (Liftend, zonder dat ergens sprake is van Kerouac ofzo). Ben de titel vergeten.
In de zon in de speeltuin van Amsteldorp werk in anderhalve Metropolis M door, die al maanden lagen te wachten. Veel over ‘diversiteit’ – en veel daarvan is niet erg opmerkelijk, gaat niet erg diep, is niet erg complex, is een bijhaalmanoeuvre, nodig, maar ik wist dit allemaal al zo lang (ha, literatuurwetenschap gestudeerd, midden in de identity politics-tijd, vijfentwintig, dertig jaar terug) (Philomena Essed zat bij Teun van Dijk). Zelfde geldt voor wat er wordt geschreven over internet en sociale media en de verhouding van kunst daarmee. Enzovoorts. Wat ik nog niet wist ben ik alweer vergeten, wat ik al wist heb ik nog een keer gelezen. (Patrica van Kaersenhout etc.) En verder nog wat curatoren-moeilijkdoenerij waar je recht doorheen kunt prikken.
This Rare Earth, Stories from Below
Hele catalogus van die tentoonstelling in STUK doorgewerkt. Onderzoek. Toch voor Sonic Acts.
Michiel Leezenberg: De minaret van Bagdad
Ondertitel: seks en politiek in de Islam. Snel geschreven en populariserend. Maar Leezenberg is wel heel goed op de hoogte. Helemaal gelezen, omdat ik dan toch meer wil weten over de Arabische cultuur, en dan is deze mix van literatuur, houding t.a.v. seksualiteit, en Islamitische politiek en goede ingang. Uiteindelijk is Leezenberg’s visie op de Islam mij bekend (en komt overeen met die van mij – verschil is dat hij geïnformeerd is en ik niet). (Overeenkomst ook in de foucauldiaanse benadering van een aantal kwesties). Gaat om drie dingen: 1. klassiek islamitische bronnen hebben een zeer open houding t.o.v. seksualiteit; 2. nauwe band tussen opkomst van nationalisme en moderne noties van mannelijkheid (die dus heel conservatief/fundamentalistisch zijn); 3. mondigheid van Islamitische vrouwen. Dat het salafisme aan elkaar hangt van reclame en door-en-door modernistisch is – juist niet teruggaat naar een oude staat, niet ouderwets of middeleeuws, dat wist ik al.
Systke van Koeveringe: Het is maandag vandaag
Beoordeeld voor het Letterenfonds.
Anne-Fleur van der Heiden: Klaproos
Beoordeeld voor het Letterenfonds.
Maartje Smits: Hoe ik een bos begon in mijn badkamer
Beoordeeld voor het Letterenfonds. (Al eerder gelezen ook, in 2017).
William T. Vollmann: No Immediate Danger
Eerste deel van Carbon Ideologies. Begin op een hoogzomerse dag in april (19 april). Elegische toon. (En Vollmann publiceert gewoon alles wat hij te zeggen heeft). Verhaalt over het nu tegen een toekomstige generatie die op een verwoeste wereld woont. Dit keer vraagt hij de lezers zelfs om de honderden bladzijden uitleg over te slaan… terwijl ook daar mooie stukken in te lezen zijn. Ik schreef: ‘Ik begin te lezen in Vollmann’s Carbon Ideologies en het gevoel dat overheerst is dat van een gemiste kans. Ik had het er toch echt op moeten wagen om hem uit te nodigen voor Dark Ecology. Hij had zeker naar Kirkenes willen komen, en naar Murmansk en Nikel. Het had precies gepast in zijn onderzoek – ook al draait Kirkenes op ijzererts en niet op kolen. Zowel hij (met zijn elegische toon) als Tim (Morton) schrijven uiteindelijk ook over hoe klimaatverandering uitwerkt op ons gevoel, op de psyche, op ons gedrag. Vollmann ondersteunt dat door journalistiek onderzoek en wetenschappelijke feiten (cijfers berekeningen), Tim door filosofie (en pop-filosofie).’
In de zon op de camping. Bijna de hele nY – al lees ik ook dingen cursorisch, snel door, for the gist of it. Erg goed weer, dit hele nummer. Dit is het hedendaagse levensgevoel, en hoe komt het dat er ineens zoveel dichters zijn die dit verwoorden op een manier die alleen in gedichten mogelijk is, die gedichten schrijven die alleen nu geschreven hadden kunnen worden, en niet tien, twintig, of dertig jaar geleden. Ik lees Dominique de Groen (beter dan haar debuutbundel), Arno van Vlierberghe, Asha Karami (van wie ik eerder deze week al een interview en wat gedichten las, hoe stootte ik op haar?), Veva Leye, en in proza natuurlijk Fiep van Bodegom. Grappig hoe goed Tonnus Oosterhoof – als oude man – hierbij past: ‘Het kapitalisme, nog veel grover en lelijker en alomtegenwoordiger dan in mijn jeugd, is bezig van samenleving en natuur een helse parodie te maken.’
Het mei-juni nummer, machinenummer. Ai, met een paar slechte stukken. Nou ja. En een boekje als bijlage dat er aardig uitziet maar heel conservatief blijkt te zijn. (Christiaan Weijts meets derde Frankfurter Schule. Hmm. Elk progressief element van de Frankfurter Schule valt dan weg en wat blijft: een conservatief geïnterpreteerd en verdedigd autonomiebegrip dat bij hoe heettie Mesche? vast nog wel interessante elementen bevat…)
Beoordeeld voor het Letterenfonds.
Hans Küng: Geschiedenis van het Christendom
Zag het bij de bibliotheek en wilde al lang een goed boek lezen over het begin van het Christendom – de eerste 100 a 200 jaar. (Nam het de tweede keer mee). Küng komt uit Tübingen, waar mijn oom Arend theologie studeerde, en waar we rond 1980 (81? 82?) op vakantie waren (in het huis van mijn oom, terwijl zij op vakantie waren). Zijn visie, daar kan ik me helemaal in vinden, ook in de grote lijn die hij schetst. Snel door te lezen, veel puntsgewijs opgeschreven, veel samenvatting, er is meteen te zien wat je lezen wilt en wat niet. Ik lees de eerste hoofdstukken – precies wat ik wilde weten. Overzicht. (Hmm, nu Handelingen lezen, en de brieven van Paulus). Vanaf Origenes wordt het allemaal theologisch debat over zaken die heel belangrijk waren voor de ontwikkeling van het Christendom, maar mij (en veel anderen) niets interesseren.
Jaap Harten: De getatoeëerde Lorelei
Wat, is dit boek al uit 1968? Ik dacht van veel later. Dus pre-Gravity’s Rainbow. Heruitgave van Aspekt in Soesterberg (een wat schimmige uitgeverij toch, iets te veel foute literatuur – maar een heruitgave als deze valt te prijzen). Verrrassend goed. Verrassend veel afwisseling. (Geen IKEA-proza en ook geen oubolligheid). (En zoals ik de afgelopen weken nergens in het nieuws tegenkwam dat Cecil Taylor was overleden – wel op een jazzblog – zo heb ik ook het overlijden van Jaap Harten gemist). (Ook met Marinus van der Lubbe). Niet uitgelezen voor eerst.
En toen toch uitgelezen. Heel snel en hier en daar wat overgeslagen (ik ben niet zo geporteerd van al die homoerotica). Meeslepend, goed gedaan.
Peter Weiss: De esthetica van het verzet
Kocht de Nederlandse vertaling. Bleek in de ramsj te zijn. Was al niet meer in de bibliotheek. Was benieuwd, meer niet. Begonnen, moeilijk in te komen, maar als je eenmaal de toon te pakken hebt wordt je wel meegevoerd. (Halverwege blijven steken).
Eindelijk de nY 34 over meerstemmigheid doorgewerkt. Had al wel eerder wat gelezen, maar nu alles ‘doorgewerkt’. Ik kom er zelf nog ongenoemd in voor – Samuel heeft een mooi stuk geschreven over meerstemmigheid vanuit zijn componistenpraktijk en dat is meteen een van de beste en inzichtvolste stukken (omdat meerstemmigheid ook gaat over de compositorische vraag wanneer je nog de verschillende stemmen herkennen kunt etc.). Ik was één van de drie uitvoerders van Motet bij de premiere in Perdu.
Beoordeeld voor het Letterenfonds. Erg sterk. Af en raak.
Hannah van Binsbergen: Kwaad gesternte
Erg goed. Wist ik al. Herlezen. Beoordeeld voor het Letterenfonds.
Beoordeeld voor het Letterenfonds.
Vond ik in Ommen bij de Kringloop. Las het dagboek van Jacq Vogelaar. Verder één van de zwakkere nummers van Raster.
Beoordeeld voor het Letterenfonds.
Beoordeeld voor het Letterenfonds.
Mark Greif: The Age of the Crisis of Man
Doorgewerkt. Over de gescheidenis van het humanisme in de VS in de literatuur en de theorie. Aantal hoofdstukken interessant, goeie interpretatie van Pynchon. Interessants het stuk over Dewey vs. Niebuhr. Dat kende ik niet. Omdat dit boek de aanloop naar het postmodernisme beschrijft (de Amerikaanse variant) – een onderwerp waarop ik me toch wel specialist mag noemen – begreep ik ineens veel meer (van bepaalde richtingen, tendensen, frames etc.)
Beoordeeld voor het Letterenfonds.
De bloemlezing, samengesteld door Vamba Sherif en euh, wat is haar naam ook alweer (van Dipsaus). Geleend uit het huisje van camping de Roos. In 1 keer uitgelezen. Alle stukken. Hier staat wat op het spel. Wel goed dat het culturele elan dat ik al zo heel lang verwacht van ‘zwart Nederland’ er nu eindelijk is.
Geleend bij camping de Roos (uit het huisje). Niet super-interessant. Waarom heeft Rokus dit vertaald? Wat Veyne te melden heeft over de positie van Palmyra is wel intrigerend – en de periode en plek interesseerde me op het moment (na het lezen van Küng over christendom). (Palmyra als smeltkroes, een cultuur die allerlei culturen in zich opnam, mengde, zonder dat er sprake is van enige ‘originele’ cultuur. Culturele innovatie door het overnemen van andermans gebruiken).
Boek – eigenlijk vrij gewone literatuur-essays – over Ezra Pound in het gekkenhuis. De jaren waarin hij daar andere dichters ontmoette. De vraag was hij ‘gek’ (had hij een psychiatrrische aandoening) of niet. (Een vraag die ik niet interessant vind, Pound is Pound en Pound was daarvoor al virulent, crazy, hard anti-semitisch en dat is deel van zijn persoonlijkheid en deel van zijn bijzonder problematische poëtica die tegelijkertijd superintrigrerend is, zowel was ideeën over poëzie schrijven, traditie, versvorm betreft als in zijn idee dat poëzie zich met politiek dient te bemoeien). Het boek als geheel valt tegen en ik sla flinke stukken over. Swifts ‘queeste’ is niet erg beklijvend, stelt hij wel de juiste vragen? Het interessantste hoofdstuk is dat over Casa Pound en dat had ik al gelezen. (Het was de reden om dit boek te lezen). Hij is inderdaad veel te vergoeielijkend over Casa Pound, wat niet zo evident is uit dat ene hoofdstuk, maar wel uit het gemak waarmee hij de andere poltiiek zeer problematische aspecten van Pound en de receptie van Pounds ideeën schrijft. Ik mis context. Ik mis de vraag hoe het kan dat Pound vanuit een aantal ook nu zeer navoelbare punten van kritiek op de staat tot verdediger van fascisme verwordt. Schokkender zijn de stukjes die hij indertijd schreef voor meest obscure rechtsradicale tijdschriftjes (daar had ik meer over willen weten, daar had Swift meer over moeten schrijven, wat voor tijdschriftjes waren dat, wie zorgde ervoor dat ze werden gepubliceerd?) Schokkend is ook het verhaal van de neonazi-bohemien Kamen (geen zin om zijn naam op te zoeken), die de segregatie verdedigde en waarschijnlijk aanslagen pleegde.
Een paar dingen moet ik opzoeken. Welke Nederlandse vertalingen maakte de kleinzoon van Pound? Wat is precies de culturele context van die paar rechtsradicalen uit de jaren vijftig die Pound opzoeken en de dichter Seidel? Dat uitzoeken helpt om een ‘fenomeen’ als Thierry Baudet (en zijn aantrekkingskracht en gevaar) te duiden.
Een stel oude Gonzo Circussen doorwerken. Boekenrubriek vind ik het best. Op vraag van Ruth. (Er komt een vacature voor hoofdredacteur).
Neerlands meest geliefde non-fictie-auteur. Ik heb een probleem met bijna al zijn boeken. En nog het meest met deze. Zijn onderzoek is goed, evenals zijn journalistieke insteek en nieuwsgierigheid. Qua stijl mag hij wel wat snoeien en vooral beter letten op geijkte en vanzelfsprekende uitdrukkingen en al die plakwoordjes en plakovergangen die niets toevoegen. Hij mag ook wat meer snoeien in zijn autobiografische situeringen – die zijn nodig, maar in plaats van dat allemaal anekdotisch op te dissen had hij ook wat beter en meer en vooral dieper kunnen nadenken over zijn eigen situering. Want precies daar gaat het steeds mis. (In Stikvallei het meest, waar hij niet in staat is om serieus het gebeurde vanuit Afrikaans perspectief te benaderen). Westerman zit zo ongeloofelijk vast in een westers perspectief. Terwijl hij alles op een rij heeft: hij kent de geschiedenis, de culturele antropologie, de anti-racismetheorie, het zwarte perspectief (al vanuit vroeger en het is beangstigend om te zien hoe weinig we zijn opgeschoten sinds eind jaren zeventig begin tachtig toen Westerman studeerde en alles daarover leerde) – en toch komt hij niet verder dan de witte man die ooit idealen had (in ontwikkelingswerk) en nu constateert dat het niet werkt, en onderhuids heel rechts wordt. (Dat rechtste merk je alleen als je heel precies leest, als je zijn stijl van argumenteren ontleedt, je de vraag stelt waarom hij kiest voor het interviewen en laten spreken van die ene persoon. En die hele verhaallijn over El Negro is helemaal niet zo interessant, houdt het boek niet bij elkaar. (Westerman is rechts zoals de NRC rechts is, en zoals de Volkskrant ultrarechts geworden is). (Natuurlijk mag hij rechts zijn, maar Westerman wordt, vrees ik, in Nederland door de meeste gewone witte mensen beschouwt als links, zo niet heel links). Wat mij stoort is dat hij zo vast zit. Vergelijk dat met Vollmann (die veel meer compassie heeft). Westerman begrijpt uiteindelijk alleen het witte Nederlandse perspectief, hem wordt gevraagd de ander te begrijpen, maar hij kan het niet. Dat leidt niet tot compassie, maar tot een witte Hollander die weer eens met olifantenpoten overal doorheen stampt terwijl hij denkt heel voorzichtig op eieren te lopen. Wat overigens niet wil zeggen dat Westerman niet de beste intenties heeft, dat heeft-ie en daar twijfel ik niet aan. (Zijn literatuurverantwoording is anderzijds weer schrikwekkend beperkt wat de context betreft, heel beperkt… – behalve wat de bronnen m.b.t. El Negro betreft).
Kirill Medvedev: Alles is slecht
Toch wel heel erg goed. Heel goed. Als gedichten. Maar ook zijn analyses (van postmodernisme, hedendaags fascisme). Steengoed.
Theunis Piersma: Zwaluwen van Gaast
Toch jammer, van die wetenschappers die kwebbelen als amateurs. Kom op, ik wil een echt goed toegankelijk wetenschappelijk boek over zwaluwen. Dat zit hier in, maar doorspekt met veel te veel geklets en persoonlijke anekdotiek, die nog workdt herhaald ook. 140 ruime pagina’s, maar wat erin staat had ook in 20 gekund. Alsof het verzamelde krantencolumns zijn. En ik weet nu nauwelijks meer over zwaluwen. (Piersma is hoogleraar trekvogelecologie).
Pier Paolo Pasolini: In de vorm van een roos
Bloemlezing van (wat oudere) vertalingen van vooral de latere poëzie van Pasolini. Zijn ‘poesia civile’. Interessant, maar de vertalingen lijken minder pregnant dan die van Piet Joostens (toch?) in de bloemlezing van twee jaar terug. Pasolini’s politieke opstelling vooral in zijn essays en krantenartikelen is ongemeen interessant – omdat hij tegen de stroom in ging. Als poëzie werkt het soms, en soms ook niet – maar zijn poetica is wel heel relevant (zeker voor hedendaagse dichters – zeg maar de Frank Keizers, Radna Fabias, Dean Bowen etc.) O, en dit boek leende ik in de afgelopen dertig jaar al zeker drie keer eerder.
Maarten van Riel: Op reis met mijn vader (die dood is)
Nee, doorgenomen, maar ik vind het niet goed. Recente geschiedenis opgehangen aan een te persoonlijk verhaal; en het personlijke verhaal (vader, militair, kanker) op zich misschien nog wel interessant, maar komt niet uit de verf – waarom dit lezen? Wat is de reden? Erachter komen wat Maarten van Riel bindt aan zijn vader? Maar dat is te particulier. Er ontstaat geen beeld. Het was in ieder geval het verkeerde boek voor een zonnig te warm weekend op de camping.
David Ward: Contemporary Italian Narrative and 1970s Terrorism
Hmm. Je downloadt zoveel boeken, en je leest het boek dat waarschijnlijk bijna niemand leest. Een matige studie over de verwerking van het Italiaanse terrorisme in de Italiaanse literatuur. Aardig om te lezen vanwege het inzicht in de Italiaanse geschiedenis (toch nog een paar inzichten voor mij, vooral via de verwerking van de romans). Een stelling (of een paar hypotheses) die op zich goed zijn, maar die je zelf ook had kunnen bedenken. (3 reacties op de verwerking van het terrorsime: in vader/zoon relatie; als ‘noir’, en als complottheorie). Een paar dingen die je al lang wist en waar Ward niets aan toe weet te voegen. Intrigerend hoeveel hij schrijft over niet literaire teksten (alsof er te weinig literatuur is). (Of de protocollen e.d. zijn literair intrigerender). Inzicht in de literairer discussie postmodernisme versus nieuw realisme (waar Wu Ming anti-postmodernisme is) – waaruit ik afleidt dat de litearaire discussie in Italië qua kwaliteit niet erg veel hoger was dan die in Nederland (dan waren de postmodernen, de neoavanguardia een stuk intelligenter, maar waartegen de ‘niwue realisten’ streden dat was een parodie van het postmoderne). Goed, dus literair-historisch inzicht. Ook een paar – niet veel – namen van schrijvers die ik wil lezen (Starnone – tot nu toe vooral die man die Ferrante zou zijn – Genna met name). Maar verder een heel teleurstellend boek, en wat Ward weet te zeggen over de populaire speculatieve fictie in Italië grenst aan het gevaarlijke. Hij weet er namelijk niets over te zeggen en is totaal blind voor de vormende waarde (voor het mentale landschap, de mentale structuur) van deze boeken, en hoe sommige daarvan de blauwdruk leveren voor een ‘fascistisering’ van de samenleving onder Berlusconi. (Niet allemaal, maar dat onderscheid niet kunnen maken…). Heel naïef van Ward.
Haruki Murakami: De dood van de commendatore I
Ik was bij de bibliotheek en zag zoveel boeken die ik wilde lenen, lezen op op z’n minst wat langer inkijken, dat ik moest gaan zitten, doorbladeren en een selectie maken. Drie vielen af: de vertaling van Ta-Nehisi Coates boek over Obama. (Ingekeken, besloten niet te gaan lezen. Geen tijd voor een boek over Obama, het is niet mijn onderwerp); het boek Lotte de classe van Celestino (ik wil meer Italiaanse literatuur lezen, hedendaags, maar dan graag die waarin een uiteenzetting met politiek, de recente geschiedenis plaatsvindt, en reflectie op de literaire middelen – om het maar even snel zo uit te drukken) – Celestino zal ik later lezen; en nog een, maar dat weet ik niet meer. (Ah ja, Rilke over Rodin in een nieuwe vertaling). Murakami nam ik wel mee. Uit nieuwsgierigheid. Ik heb genoeg Murakami gelezen, al lang geleden – ver voor hij een hit werd in Europa – en zijn ‘magie’ is op mij uitgewerkt. Ik was toch benieuwd, want wat vinden dan al die andere lezers, ook de jongere Nederlandse romanschrijvers in hem? (Ik vrees vooral de mannen… Joost de Vries, Jamal Ouriachi, dat soort types). Ik las een pagina of honderd. Snel, want je jaagt er zo doorheen. Het kan me niet bekoren. Is de Murakami van Norwegian Wood ook zo clichématig? Wonderlijk wel hoe uitgebreid alles aan bod komt zonder dat het gedetailleerd wordt. Het is ene heel oppervlakkige manier om door te dringen tot een of ander trauma. En ja, sprookjesachtigheid, best mooi gedaan. Maar het resoneert niet. En wat een vervelend leeg personage. Was Norwegian Wood ook zo leeg? Kan er een keer iemand echt een goede analyse van Murakami’s werk schrijven? Als de oppervlakkige cliché-Kafka van het einde van de twintigste eeuw? Leuk om te lezen hoor, daar niet van. Het glijdt vanzelf naar binnen, meesterschap. (Al vond ik de vertaling soms onhandig – en wat ouderwetsig). (Of is dat ook zo bij Murakami?).
Ik google en lees: ‘Tegenover Murakami’s bescheiden en modale, gevoelige mannen staat een leger van geheimzinnige vrouwen, of het nu de moordende mannenjageres Aomame uit Murakami’s epos 1Q84 is of de mysterieuze mevrouw Saeki in Kafka op het strand danwel de getraumatiseerde Naoko uit Norwegian Wood. Murakami’s mannen, dienstbaar, zoekende, komen niet achter hun ware wezen en voor het raadsel is opgelost, sterven ze nogal eens of plegen ze zelfmoord. Murakami’s mannen kunnen veel beter overweg met hun seksegenoten, met wie ze vaak een soort ‘male bonding’ aangaan, bijvoorbeeld in het verhaal ‘Kino’ waarin Kino gezellig en empathisch met een regelrechte rivaal zit te kouten.’ OMG. ‘De mysterieuze, mooie vrouw is bij Murakami een vast ingrediënt.’ En ‘In Murakami’s wereld kun je al met al gemakkelijk een verwaterde en geseculariseerde vorm van boeddhisme aantreffen: hoe kunnen we verlost worden van het lijden van de wereld. Voor de lezer van hier en nu is hij een wonderdokter die in een woud van maatschappelijke en sociale verplichtingen de kwetsbare reiziger, het slachtoffer van het wispelturige lot, de weg wijst naar persoonlijke vrijheid. De ideale psychiater voor een wereld zonder leidend beginsel, en dat voor de prijs van een gewone roman. Je kunt het er zelf niet voor doen.’ (Zie Rob Schouten in VN https://www.vn.nl/waarom-vrouwen-van-murakami-houden/) Brrrr. Nee, daar lees ik niet voor.
Svetlana Alexijevitsj: Het einde van de rode mens
Oh, dat stond ook al lang op de leeslijst. De documentaires van Alexijevitsj. Al was het een essay in de nY die me ooit deed besluiten het ongelezen te gaan laten. Maar nu, na Medvedev, misschien toch? Leest makkelijk. Omdat het documentair is, is het interessant. Commentaar ontbreekt, de visie zit in de compositie en de keuze (wie laat ze aan het woord). Dit is wel wat ik van literatuur verwacht. Maar er lijkt iets niet te kloppen. Toch dat essay uit de nY weer opzoeken. Medvedev (of bijvoorbeeld Danilov) komen veel sterker over, hebben een veel pregnantere visie op de ontwikkeling van de voormalige Sovjet-Unie.
Project Italiaanse literatuur. (Me valt op hoeveel niet-politieke literatuur wordt vertaald – wat de uitgevers willen is het mooie Italië en het romantische arme Italië, niet het radicale Italië). Dit boek hakt erin. Omdat het je diep laat voelen en nadenken over je eigen verhouding tot de anderen. En toch, achteraf – zo diep als ik geraakt ben – irriteert het me. Omdat het een stukje is van een leven waar dit blijkbaar het enige is. Een burgerleven. What do I care? Ik was veel benieuwder hoe ze de kinderen hebben opgevoed, wat ze zelf deden, hoe ze succes (of niet) hadden in hun werk. Deze zwarte plek die wordt blootgelegd mag de kern van een leven zijn, maar het is ook maar zo’n klein stukje. Toch een heel knap boek. Als de boeken van Ferrante zo zijn, dan wil ik ze wellicht wel lezen. (Ik word toch afgeschrikt door de kitschy covers. Ik wil daarmee niet in de trein zitten, zeg maar.)
Even op gang komen. Dan gaat het schitteren. Waarom kennen we al deze grote schrijvers zo slecht? Uitgelezen. Erg goed.
Een heel mooi en overtuigend boek – door de combinatie van idee/concepten, taal, poëzie en beeldmateriaal. Over contact (met de lezer, met het landschap). De gedichten zijn op zich wat minder, maar het boek (concept, totaal) overtuigt. Mooi. Dit is wat ik (onder andere) verwacht van literatuur. Strategieën bedenken om contact te maken.
Plaatsen van herinnering: Overijssel
Verlangen naar lokale geschiedenis. Overvalt me vooral als ik in Overijssel ben. Dik boek. Doorgenomen op de camping. Niet alles gelezen. Vooral negentiende eeuw, ontginning, graven van kanalen. Onwaarschijnlijk hoe snel het is veranderd in 150 jaar.
Rozalie Hirs: Verdere bijzonderheden
Heel muzikaal deze gedichten. Toch zijn de meeste voor mij niet helemaal geslaagd. Ze zijn muzikaal, ja, maar ze missen in mijn leesbeleving urgentie (een urgentie die ik vind in de gedichten van Radna Fabias). Misschien moet ik ze meer tijd geven, zij het dat er zoveel meer boeken roepen om mijn aandacht. (De Afrikaanse literatuur – ik dwaal door de bibliotheek en trek de nieuwe vertalingen uit de kast, meest groot formaat, zodat ze goed opvallen op de uitstaltafel in de boekhandel (waar ik nooit kom), en die ik bijna allemaal na wat inkijken besluit niet eens te lenen, onterecht misschien, maar er zijn zoveel boeken dat ik die familiegeschiedenis oversla. Anderen lezen dat).
Paul Verhuyck: Minuten Middeleeuwen
Zag het net nieuw liggen in de bibliotheek. Van Verhuyck las ik ooit een roman, of misschien wel twee, en vond ze helemaal niet slecht. Dat hij jarenlang Occitaans en Middeleeuwse Franse literatuur doceerde in Leiden wist ik niet. Ook niet dat hij in 1980 met zijn vrouw de Lais van Marie de France vertaalde. Dit zijn aardige korte stukjes die de hele Oud-Franse literatuur omvatten, een soort prettig inleidingscollege. Veel weet ik, sommige lacunes in mijn kennis worden opgevuld, je krijgt een mooi inzicht in waarom iemand zich blijft verdiepen in deze materie en waarom dat belangrijk is. Een mooie neerslag van een lange universitaire onderwijscarriere. Het is zo’n samenvatting die je alleen kunt schrijven na jarenlange ervaring. Vrolijk, licht en zeer serieus. Geen onzin (tenzij in een anaekdote). Achteraf ga je dan denken: wat zijn de lacunes? Hij noemt Arnaut Daniel – die zo belangrijk is voor Agamben (via Dante) niet, maar ik vrees dat dat meer zegt over Agamben… Verhuyck immers is veel beter op de hoogte van de ontwikkelingen in de academische Oud-Franse filologie.
Uit de kar bij Beerze. (R. haalde er een tijdschrift uit, een boekje van Mike de Ridder en het junioir woordenboek van Van Dale, precies die ze nodig heeft). (Ik scoorde ook de gele Bezige Bij-pocket van Michiels Orchis Militaris met dat pontificale Marinetti-citaat waardoor je nu alsnog denkt: hoe ‘fout’ was Michiels eigenlijk en waarom ging het daarover vroeger nooit? Of ging het daar wel over?) (Ik vind Michiels een van de groten als het gaat om prozaritmiek) (Ik scoorde ook een boekje over Twickel, een Pierre Louys vertaling van Ernst van Altena (ingekeken en weet nu dat ik ‘m nooit zal lezen) en de Paul Snoek-uitgave van het Poëziecentrum (hoe raakt die hier verzeild? Er staat een stempel in ‘afgeschreven’, is duidelijk gelezen, maar het lijkt geen bibliotheekexemplaar). (En dus dit boekje met regionale literatuur – maar ik liet Vespertied van Herman Haverkate liggen – had ik die toch moeten meenemen?) Ik nam ‘m mee omdat ik zag dat Ter Balkt erin stond, en ook GJ Kraa. Kraa: ik heb een kinderboek van hem gelezen, over ene ‘Arie’, dat ik me daarom herinner, maar ook omdat hij meen ik in Enter woonde, en later zat als ik me niet vergis, een zoon van hem bij mij in de klas op de middelbare school). Dat kinderboek was best goed. Kraa lijkt me typisch een vertegenwoordiger van de regionale literatuur – niet Randstedelijk, te veel interesse in de eigen streek. De verrassing echter was ene Aar van de Werfhorst, van wie ik nog nooit had gehoord. Hij schreef een soort streekromans, maar was ook lector bij de Arbeiderspers (als ik me goed herinner). Het verhaal van hem dat in deze bundel staat is behoorlijk goed. Maar ook: het betreft boerenleven, Oost-Nederland, relatie met het land – niks dat de Randstad interesseert.
En toen bedacht ik hoe goed dat verhaal van Van der Werfhorst is, helemaal als je het vanuit Latouriaans perspectief bekijkt (en daar hoef je geen Latour voor te kennen). Ten eerste is het een verhaal waarin niet handelende mensen op de wereld rondlopen en deze naar hun hand zetten (al zou je het zo kunnen lezen), de natuur (beschadigd door de mens, de heuvels ontbost) is de handelende (f)actor, de hardwerkende boer lijdt, pas door iets terug te doen, een echte interactie aan te gaan (zandgras planten) ontstaat er weer toekomst. Het gaat over re-soiling, vruchtbare bodem maken – die de mens nodig heeft. De handelende mens (die zich onttrekt aan de geboden van een gereformeerde God) is hier juist de mens die probeert niet te controleren, maar te interacteren (om het lelijk te zeggen), die zich bewust is van de ‘mesh’ waarin hij zich bevindt en waarvan hij afhankelijk is. Ook mooi dat menselijke inventiviteit hier niet tegenover de natuur staat, maar nodig is om toekomst te maken samen met de natuur. Dat soort thema’s waren de thema’s van de regionale literatuur die veracht werd door de stedelingen met hun stedelijke besognes (er gebeurt zoveel meer in de stad). Maar nu de vraag niet meer is kapitalisme versus communisme, maar kapitalisme versus ecologie zijn juist deze verhalen van belang.
In de trein van Almelo naar Duivendrecht. Prachtig. Zat er ineens in, R. viel in slaap op mijn knie, en ik knalde 50 pagina’s door, tot ik afgeleid werd en toen lukte het niet meer. Heen en weer gebladerd, laatste stuk gelezen. En besloten het verder niet te lezen. Wel erg goed. (Maar ja, het is net als met Thomas Bernhard bijvoorbeeld, dat laat ik dan ook liggen). Wel erg goed. Over de vraag waarom we schrijven (om de dood te snel af te zijn, om de anderen in leven te houden). Vrij hallucinerend.
‘Waarom schrijven we, waarom lezen we boeken?’ vraagt ik-verteller Zabor. ‘Om ons te vermaken, antwoordt de onoordeelkundige menigte. Fout: de drang is ouder, essentiëler. Aangezien de dood bestaat is er een einde, en dus ook een begin, dat wij in onszelf moeten herstellen: een eerste en een laatste verklaring. Schrijven of vertellen is de enige manier om terug te klimmen in de tijd, om hem tegen te gaan, te herstellen of te beheersen.’
Snel doornemen. Metropolis M over underground en transgressie. Hmm. Doet ook mee met de hype. En vier jaar te laat Paul Preciado interview waarin niks interessants staat. Als je dit nummer twee jaar eerder maakt… De nY: snel inkijken. Moet ik nog lezen.
Amitav Ghosh: The Great Derangement
Zat al jaren in het mapje te lezen. Belangrijk boek (en zie je, in India lezen romanschrijvers wel hedendaagse theorie en lezen ze wel Latour).
Werewere Liking: Afgesneden herinnering
Indrukwekkend. Dit lees ik liever dan de andere Afrikaanse literatuur – ik moet het beter zeggen (want Mabanckou is erg goed), al die dikke romans, inclusief die van Adichie, ze trekken me niet. Ik nam er in de bibliotheek de ene na de andere van de plank (nou, een stuk of vier), en het trok me niet. Dit trekt je naar binnen. (Liking is een Kameroense grootheid – waarom dit boek op de achterkant ‘een bijzonder tijdsdocument’ wordt genoemd begrijp ik niet. Je noemt een roman van Thomas Mann, of Ian McEwan toch ook geen ‘bijzonder tijdsdocument’?)
Verder. Hoe moeilijk ik dit ook vind – er is geen vanzelfsprekende band tussen dit boek en mij juist dat is een reden om te blijven lezen. Ook al levert dat niet echt leesplezier op. Ik vermoed, denk, hoop dat nu doorzetten betekent dat ik daarna meer leesplezier zal beleven. De Afrikaanse culturen zijn mij totaal vreemd, en de manier van omgang met de anderen totaal. I cohere vanzelfsprekend met de westerse literatuur van de nee-zeggers, de asceten, de ontkenners.
Uitgelezen, maar uiteindelijk ook veel heel snel doorgenomen en zelfs overgeslagen. Is het toch een tijdsdocument? Sommige stukken zijn aangrijpend, heel aangrijpend. Andere stukken zijn vlak. De stijl lijkt vlak (ondanks de afwisseling met liederen). Weinig context. Alles over relaties tussen mensen. (Zo lijkt het).
Jan-Kees van de Werk: Sahara, stad en savanne
Een reis door Mail en Niger. Van de Werk’s naam ken ik al uit de jaren tachtig, toen Hans (mn oom) met hem bevriend was. Veel gedaan voor de Afrikaanse literatuur. Dit is een reisverslag door een gebied dat me interesseert. En het valt me tegen. Te veel over ontwikkelingssamenwerking, te veel zonder reden geciteerde gedichten die ik niet echt goed vind, en daartussendoor te weinig dat mijn aandacht vraagt of vasthoudt. Te fragmentarisch, te weinig dat doorvraagt of doorgraaft. Ik blader wat. Laat het dan.
De nieuwe Terras.
Geert Buelens: De jaren zestig
Waarom Geert Buelens deze pil heeft samengesteld (geschreven, geknipt en geplakt, kan niet anders) is mij een raadsel. Hij is toch de man van de poëzie. Ik vrees dat dit boek te weinig visie heeft. Lezen vanuit de index om wat gaten in mijn kennis op te vullen.
Toch nog een flink stuk doorgebladerd en aardig wat gelezen. Niet over wat ik al weet (jazz, pop, literatuur), wel wat over Afrika. Steeds hier en daar wat. Het boek heeft wel visie – voor zover dat mogelijk is met zo’n overzicht.
Gabriele D'Annunzio: De schoonheid van de nacht
Auw. Drie vertalingen van D’Annunzio door Jan ter Haar (die alleen foute schrijvers vertaalt – maar goed, ik hou ook van foute schrijvers). Met inleiding. Mooi uitgegeven. Vertalingen van Solus ad Solam, Notturno, en een keuze uit Cento e cento e cento pagine del libro segreto (enzovoorts). Ik las Solus ad Solam – of probeerde het. Mooi geschreven hoor, maar overal lees je niet een oprechte interesse in de ander, maar alleen het verdriet van de ik. Dat is precies wat D’Annunzio onuitstaanbaar maakt en extreem oninteressant als schrijver. Het lijkt alsof hij begaan is met de ander, maar hij is er alleem mee begaan omdat het hemzelf pijn doet, niet omdat de ander pijn heeft. D’Annunzio is een uiterst fascinerende figuur, net als Ezra Pound. Naast Ezra Pound toch vooral een schertsfiguur, een personage uit een klucht. Zijn literatuur is wel erg verouderd (meer dan Couperus, die over veel meer invoelend vermogen beschikte). D’Annunzio was vooral geïnteresseerd in zichzelf.
Ook Notturno geprobeerd. Enorm muzikaal, maar ook hier is het ik-ik-ik. Het is een koortsdroom, natuurlijk. Iedere vorm van socialiteit ontbreekt, tenzij die betrokken wordt op de ik. Bijna een soort Christus-syndroom. Het is heel interessant als beeld van een inherent fascistisch-decadent denker en voeler. Wil je iets begrijpen van het esthetische fascisme, van alt-right ook, dan is het niet slecht hier te beginnen. Maar lezen kan ik het niet.
Het put uit dezelfde overgevoeligheid als Proust, maar het mist de analyse van Proust. Het blijft afschuwwekkend oppervlakkig. En in die oppervlakkigheid gelooft het (wat? wie? D’Annunzio) in de eigen heroïek.
Uit de onafzienbare reeks boeken over wielrennen. Die allemaal uit de kosten komen omdat ze bijna niets kosten. Dit is een vertaling uit het Engels. Een Ierse journalist schrijft over de Giro. Ik zal de verhalen opzoeken die ik niet ken. Stel je voor dat ik 20 jaar geleden wel dat projectje was begonnen van mini-biografietjes van Italiaanse renners uit de jaren zeventig. Panizza, Battaglin, Bertoglio, Bellini, Moser, Saronni, Bitossi, Basso, Gavazzi. En o, wat is dit boek slecht vertaald, en wat staat het vol fouten (sommige van de vertaler, sommige van O’Brien, heel veel van een falende redactie. Zelfs zoals ik het nu gelezen heb – voor de helft en met een half oog (afgezien van de hoofdstukken over Moser & Saronni, Roche in 1987, en Hampsten 1988 – die helemaal) zou ik er twintig uitgehaald hebben die heel makkelijk te verbeteren zouden zijn geweest.
François Lyotard: The Differend
Dat belangrijke boek dat ik nooit las en dat ik nu dus in de trein in een uurtje probeer door te werken, probeer te begrijpen waar het Lyotard om te doen is. En dat is goed te volgen. Wat ik niet uitdiep, dat is de hele filosofische en ‘technisch-filosofische’ uitwerking. Ik zou me er best in willen verdiepen, al vraag ik me af of ik – als het om deze vragen ga – niet beter de Amerikaanse taalfilosofen kan lezen. Toch had ik dit boek dertig jaar geleden moeten lezen, toen ik ook De postmoderne conditie las. Al heb ik in die tijd wel meer Lyotard gelezen (dat hele idee van conflicterende kleine verhalen was erg belangrijk voor me – ik herinner me nog de zonovergoten middag in de bibliotheek van het Bungehuis (aan de kant van Duits, zon in de middag) waar ik aan het raam noteerde wat ik van Lyotard begreep. Wat voor mij toen begrip van de wereld was.
(Oh, en interessant: Latour genoemd, Irreductions, toen een ongepubliceerd typoscript!)
Ik nam het mee na de Letterenfondsvergadering. Ik was benieuwd omdat het over een mysterie in de Oeral gaat. Sovjet-Unie 1957. En ook omdat maar liefst drie boekhandelaars van de Linneausboekhandel het in hun lijstje hadden staan. Ik heb het in 1 adem uitgelezen. Maar is dit het nou? Het is goed, maar er staan ook zeker onhandige zinnen in, en op paragraafniveau is het ook wel eens onhandig. Het materiaal is fantastisch en hij maakt er een mooie roman van waarin je nooit zult weten wat er echt is gebeurd (hee, maar het was toch een roman, dus het is sowieso niet echt gebeurd – lastig: ik denk dat het boek beter zou zijn geweest als documentaire – dat boek had ik echt willen lezen… zijn onderzoek, diep graven in de mysteries en het verzwegen deel van de Sovjet-Unie, hoe gaan mensen om met dat verzwegene?) (Precies dat gaat niet leven, wel de hoofdpersoon). Op zich vindt Willemsen een uitstekende oplossing, een romaneske, voor zijn materiaal. Probleem (voor mij) is dat het boek daarmee wel tot goed lezende roman wordt, maar geen urgentie krijgt. Waarom zou ik dit lezen? Nou ja, om te ontspannen? Om je dit soort dingen af te vragen?
Meteen door met Nederlandse literatuur. Bernlef 1976. (Bernlef die een streepje voor heeft mij bij. 1. Omdat ik hem kort sprak toen hij op de middelbare school kwam voorlezen, dat moet in 1982 zijn geweest. Ik vroeg hem of dagboeken schrijven een goede voorbereiding kon zijn op leren schrijven. 2. Omdat hij van jazz hield en ik hem wel eens in het BIMhuis zag zitten). (En meer nog om zijn glasheldere stijl). Over dit boek is zoveel meer te zeggen dan over Roza van Olivier Willemsen. Het is stilistisch beter. Het graaft. (En tegelijk is het einde enorm teleurstellend). Politiek. Hoe zou je zo’n boek kunnen schrijven dat 50 jaar later in de tijd valt, of 100 jaar later? Dit is zo anders, de verhouding tot de politiek – die is ook zo algemeen… Nu gaan we onder in details. Nieuwtjes, affairetjes. Weten we zoveel meer dat het geen indruk meer maakt. (En door de stijl en aanpak van Bernlef krijgt ik weer zin om meteen al zijn vroege werk te herlezen).
Ik ben helemaal niet geïnteresseerd in die periode. Ik raakte wel geïnteresseerd in dit boek door de tegenstrijdige oordelen bij de Letterenfondsvergadering. Ik lees het nu. Ik ben niet erg onder de indruk.
HC ten Berge: Zelfportret met witte muts & Matglas
Voor bijna niks gekocht. Herlezen. (In ieder geval had ik Matglas ooit gelezen). Herinner me niet dat HC ten Berge zo romantisch was. Tjee, je kunt stellen dat Joyce & Co wel het een en ander van ‘m hebben gejat. Dat wist ik niet. Ten Berge’s gedichten zijn wel stukken beter dan zijn proza.
Ingeborg Bachmann: Hörspiele en essays
Twee boekjes uit de ruilkast. Wat gelezen. Maar nee, Ingeborg Bachmann is niet mijn auteur.
Moest ik lezen. Moet Seb interviewen – dat verheug ik me op. Ik las het boekje wachtend op de vertraagde Ryanair vlucht naar Ierland. (Nooit weer Ryanair. Heel slechte arbeidsomstandigheden, woestijnuitbuitkapitalisme, daar moet je niet aan meewerken). Seb zit teveel in een academisch discours. Allemaal mannen: Kant, Schelling, Schiller, Caygill, Osborne. Wat hij wil zeggen is heel interessant. Hoe hij het inkleedt minder.
had ik die niet al eens gelezen. Best aardig. Een epub-keuze uit zijn jazzverhalen. (Klopt dat, het is te kort voor een boekuitgave). Best aardig maar meer ook niet. Ik hou wel van Bernlef’s stijl.
Nee, eigenlijk moet ik zeggen nee. Leuk hoor, een boekje over bomen, al die stukjes, ooit voor de krant. Goede nieuwsgierigheid, journalistiek onderzoek. Dat is: je gaat praten met iemand die er echt verstand van heeft, en diens ideeën geef je weer en je voegt er je eigen leukige interpretatie en ervaring aan toe. Daardoor veel te weinig kritisch, en helemaal niet up to date qua wetenschappelijke inzichten. Soms wel wat goede weetjes.
Las ik in Ierland. Mijn toevluchtsoord dit boek. 300 bladzijden over Kelly en Roche, en daaromheen ook nog Earley, Kimmage, Pat McQuaid, Alan McCormack en de Ierse context. Ah, ik vind dit interessant en leuk om te weten. Ik was fan van Kelly en Roche. Goed om het vanuit Iers standpunt te lezen. Maar de toppers zijn het verhaal van Joe Mangan en de korte verstoring van de wegwedstrijd op de OS 1972 (waar NCA-rijders meereden uit protest tegen de ICF-afvaardiging van Ierland, en zo ongeveer niks wisten van de terroristische aanslag van 2 dagen eerder), en het verhaal van USA-criteriumkampioen Alan MacCormack.
Uitgelezen. Voor de fietsvakantie met R. begonnen (in de warmte op het balkon) en na de fietsvakantie uitgelezen. Moeite om te wennen aan Sherif’s wat houterige stijl, een stijl die doelmatig is maar niet mooi. De zinnen doen precies wat ze moeten doen, maar ze vloeien niet. Wel intrigerend. Wat me opvalt aan de Afrikaanse literatuur: dat de nadruk steeds ligt op het sociale, (het sociale weefsel, en hoe gebeurtenissen dat weefsel veranderen). In westerse literatuur ligt de nadruk altijd op het subject, ook als er een verhaal van grote veranderingen of van een stad (denk aan Balzac) wordt geschetst is de vraag altijd hoe dat uitwerkt op het individu. Hier is de vraag steeds: hoe werkt het uit op het sociale weefsel. Ik zie dat zelfs bij Werewere Liking, en zeker bij Achebe. Hoe weinig ik er ook van gelezen heb. (En hoezeer er ook individuen centraal staan in die romans, de vraag is steeds hoe ze passen in het weefsel, hoe ze dat veranderen, vormen). Daar komt – hypothese – ook mijn moeite met de Afrikaanse literatuur vandaan. Wel een reden om het te blijven proberen.
Helemaal doorgelezen, op camping de Amstelkade. Samuel over Xenakis en Nancarrow – als je ergens echt diep in zit en alles hebt verwerkt, dan kun je er werkelijk een goed essay over schrijven. Zo helder. Ook andere goede bijdragen over de postrevolutie en het postrevolutionaire gevoel – Femke Kaulingfreks, Frank Keizer – enzovoort. Al kan ik het niet navoelen, omdat er voor mij rind de Arabische Lente geen revolutionair gevoel was. Ik was al te afgestompt. Genua, toen Jacques daar was (en de bloedige overval van de politie op het kamp waar de betogers sliepen), en de lokale tevee live uitzond (was dat Menno toen?) en ik alles volgde (was dat al Indymedia toen?), wanneer was dat? 1998? Dat voelde wel een beetje revolutionair.
Hella Haasse: Ogenblikken in Valois
Aardig boekje. Sommige stukken zijn heel goed – Haasse is goed als essayisten. Andere aantekeningen blijven steken op het niveau van een geïnformeerde goed geschreven reisgids. Ik begon met plezier en las het met moeite uit.
Toch jammer – ik heb het gevoel dat Haasse nog veel betere boeken had kunnen schrijven
Essays in de kenmerkende Brakmanstijl. Soms ben ik daar volledig voor in de stemming – vooral op vakantie – en dan vind ik het supergoed. Diep, steeds net anders dan je verwacht. Soms komt het helemaal niet binnen en is het gekeutel van een ouderwets mens.
Begonnen. Zal ik dit verder lezen? Heb moeite met Achebe. Realisme van een wereld die ik niet ken en waar ik met moeite toegang toe krijg. En hoe interessant ik het ook vind, ik kom er niet doorheen. De stijl werkt tegen (doe ik er beter aan het in het Engels te lezen?) Waarom, denk ik, zoveel moeite blijven doen. Ik begrijp nu wat voor soort boeken Achebe schrijft. Zoals ik ook begrijp wat voor boeken Dickens schreef – nog een schrijver die me niet ligt.
Amos Tutuola: The Palm-Wine Drinkard
Tutuola die ik al wil lezen sinds ik het citaat van hem vond op de huis van Eno’s My Life in the Bush of Ghosts – een ‘seminal’ werk voor mij (gedraaid zelfs in de nacht op kamp van middelbare school, Atheneum 4). En nooit las. Ik vond nooit zijn boeken. Ik heb zelfs een tijdje gedacht dat hij een Israelische schrijver was. Inmiddels heb ik behoorlijk wat over hem gelezen – als problematisch beginpunt (voor Achebe en de Afrian Writer’s Series) van de Afrikaanse literatuur – en sinds ik Mukoma Wa Ngugi’s zeer instructieve essay over hem heb gelezen kan ik Tutuola niet meer lezen. Want ik zie een tekst die de blik ontneemt op het werk dat Tutuola had willen schrijven, ik zie een vervormd beeld van het verhaal van Tutuola, een kinderlijke horrorlachspiegel die Afrika (Yoruba) representeert – wat Tutuola niet wilde.
Bregje Hofstede: De herontdekking van het lichaam
Goed en helder geschreven, to the point en waar. Over burn-out, over het hebben van een lichaam – deel had ik al eens gelezen (in De Correspondent).
Stuk(je) uit gelezen. En nee, het idee achter het boek is heel goed, maar het is veel te anekdotisch, niet duidelijk, geen focus. En aan het begin is het veel te veel Mounir Samuel – ik krijg een beetje een Arie-Boomsma-gevoel, ook zo’n egokicker met goede bedoelingen. Toch denk ik dat ik er nog meer uit zal lezen. Om een overzicht te krijgen. (Inzicht niet).
Mukoma Wa Ngugi: The Rise of the African Novel
Van dit jaar. Gelezen om beter grip te krijgen op de discussies over en de geschiedenis van de literatuur in Afrika. Heldere studie, ook al valt Mukoma in herhalingen en zijn sommige analyses voor mijn niveau van interesse net iets te gedetailleerd. Maar ik heb nu de context helder voor ogen – voor wat de Engelstalige Afrikaanse literatuur betreft.
Tayyib Salih: Seizoen van de trek naar het noorden
Eindelijk weer een roman die ik met volle aandacht en geboeid heb gelezen. (Is deze dan westerser?) Al uit 1966… Meeslepend, ambigue, zonder uitleg, hard.
Natuurlijk, ik wilde 2048 lezen. Maar die stond nog niet in de bibliotheek. Eerste 40 bladzijden. Erg sterk. Dit kan ik lezen. Maar dan lees ik over Sansal – en hoezeer ik ook zijn moed bewonder – word ik toch suspicious. Dit is precies de Noord-Afrikaanse schrijver waar de Europese intellectuelen tuk op zijn. Intellectuele en politieke moed, tegen het islamisme. Natuurlijk, hij staat aan mijn kant, ik zou aan zijn kant staan. Maar ik lees zo ook over een Noord-Afrika dat Europees is – in denken. In die zin komt hij overeen met Daoud (ook iemand die pas later is gaan schrijven). Het is niet dat ik het exotisme zoek. Het gaat meer over de vraag wat voor literatuur ik lezen wil.
Binyavanga Wainaina: Op een dag zal ik schrijven over Afrika
(Vreemde blackface-cover; en de Engelse titel zegt ‘this place’ niet Africa). Overal als grote aanrader gepusht. Let’s see. Memoires dus. Heel amusant en op den duur wat saai – net niet pakkend genoeg (voor mijn smaak). Ik vond het interessant zo lang de persoonlijke ontwikkeling werd gekoppeld aan de politiek van Kenia. Maar het is net te los allemaal (voor mijn smaak dus). Soort van uitgelezen op de camping in Groede (tussendoor, als ik genoeg had van de andere boeken) – vooral in het midden nogal wat overgeslagen.
‘Een wereldhistorische beschouwing’. Schmitt is altijd het lezen waard. Ook al is deze vertaling (heel mooi tweetalig uitgegeven) een boekje van de foute uitgeverij De Blauwe Tijger die zich erop richt het (extreem)rechtse gedachtengoed te promoten en te voorzien van een degelijk jasje. Dit boekje, met een thema dat duidelijk wordt neergezet en nu nauwelijks nog controversieel is – niet als thema tenminste, wel Schmitt’s houding en waardering van elementen daarvan – leest als een trein. Wat dat betreft is zijn analyse van verhouding tot ruimte inmiddels gemeengoed. (En bij zoveel anderen te vinden). Maar geschreven in 1942 laat het ook een beetje een nare smaak achter. Die Welt zegt dat het ‘ten diepste een voorbereiding op de vrijheid’ zou zijn. Hmm. Netzogoed een filosofische ondersteuning van nazistische oorlogswinst.
Achille Mbembe: Een politiek van vijandschap
Heel goed. De eerste academicus die weer begint over Deleuze sla ik met Mbembe om de oren. (Niks tegen Deleuze, belangrijk en inspirerend denker, maar nu al decennia de favoriet van kunstminnende academici en theorieminnende kunstenaars). Mbembe schrijft een scherpe analyse van de staat van oorlog waarin we feitelijk verkeren. Hij is boos, echt boos. Mengt Fanon en alle kapitalismekritiek om tot een beschrijving van de wereld te komen die misschien 1 stapje verder is dan waar we nu staan – of nee, die precies zegt waarop het staat, en waar we nu staan. Goed dat hij in het Nederlands is vertaald. Wat ik alleen niet begrijp is waarom zijn naam niet veel vaker opduikt in het debat. Oke, hij is man – en veel van de zwarte kritiek is feministisch (en Mbembe is niet echt een feminist). Misschien is het dat hij te veel leent – van Hegel tot afrofuturisme?
Patrick Cornille: De zeer schone uren van Stijn Streuvels, cyclotourist
Dit boekje van wielerfanaat en schrijver Patrick Cornille (ik kende hem niet, hoort bij het gilde waartoe ook Miel Vanstreels en Paul Rigolle horen) bevat ook de integrale uitgave van Streuvels Mijn rijwiel, een zeer invloedrijk tekstje als het gaat om kennis van wat fietsen aan het begin van deze eeuw betekende. Cornille’s ‘velosofische overpeinzingen’ over Streuvels zijn ook heel aardig om te lezen. Niet slecht gedaan ook. En dit wilde ik weten over Streuvels. (Nu nog zijn oorlogsdagboeken uitlezen, ooit in begonnen, heb de epub ergens).
Na al die moeite met Afrikaanse literatuur even terugkeren naar de romans van witte mannen voor wie de literatuur een zeer serieuze zaak is, een zaak van beschaving. Joost de Vries. Een roman over geld en macht. En ja, uitstekend geschreven. De Vries heeft Delillo zeer goed bestudeerd (maar helaas ook Hermans en dat Hermansiaanse zou eruit moeten, en dat PF Thomese-achtige helemaal). Daardoor zit ik er meteen in. Deze vorm ken is, hier kan ik me als lezer vanzelfsprekend in wentelen. Precies complex genoeg. De nodige zelfrelfexiviteit en zelfbewustzijn (van de vorm). Maar wat een strontvervelende personages uit de oude wereld. Twee broers, preceis van het soort dat ik haat, het soort die zich vanzelfsprekend in de wereld bewegen alsof de wereld van hen is. Ok, precies daar gaat de roman over. Dat maakt de twee personages niet minder irritant. Ik wil weg, zoals ik zo snel mogelijk weg wilde uit Lage Vuursche toen ik daar met R. een ijsje at. Wat me irriteert is ook dat ik vermoed (weet?) dat De Vries zelf exact die achtergrond heeft. Zijn kritiek erop is daardoor ook niet fel genoeg. Hij legt wel de hypocrisie bloot, hij laat er wel het opportunisme van zien, de nietsontziendheid, misschien zelfs de leegte – maar de tegenspelers (de vrouwen) komen nauwelijks uit de verf. De Vries, je beschrijft een dode wereld, een wereld van mannen die denken dat ze heersen. Maar ze zijn al (cultureel/geestelijk) dood. Ik wilde zo snel mogelijk terug naar de Afrikaanse literatuur. Hoe ver weg ook, zij zijn meer mijn mensen, ik kan meer met hen meeleven, dan die gladgestreken smoeltjes uit gegoede Gooische familie met een baan in de media.
De Vries essaybundel vond ik ook al niet overtuigend, of behoorlijk irritant. Zijn achtergrond zit hem dwars. Hij is een colbertjesdrager, en dat krijg je er niet meer uit. Het is hem allemaal met de paplepel ingegoten. Voor hem ligt de wereld vanzelfsprekend aan zijn voeten.
De Vries, met jouw talent, kun je echt veel beter dan dit kutboekje. Je twee broers zijn totaal oninteressant en de strijd die ze hebben uit te vechten doet er niet toe. Laat ze in twintig Porsches rijden. Het interesseert ons niet. Zelfs niet in fictie.
Sven Vitse schreef in De Reactor (en ik begreep dat indertijd niet): ‘Ik denk nochtans dat een boek als Oude meesters niet de meest efficiënte manier is om deze aanwezigheid te verantwoorden. Het is in zijn sterkste passages een zelfbewuste en intelligente verbeelding van mannelijk onbehagen in de hedendaagse Nederlandse literatuur. Maar het is ook een doodlopende weg. De houdbaarheid van reactionaire fantasieën is stilaan voorbij. Het is dringend tijd om vooruit te kijken.’ Precies.
Karin Bojs: Mijn Europese familie
Volgens mij had ik dit boek al eens eerder in huis gehaald. Op zich interesseert de vroege prehistorie me wel, hoe de mens (of wat de mens toen was) over de wereld uitzwierf. Maar dit is teveel populaire wetenschapsjournalistiek, te veel anekdotes om het droge wetenschappelijke verhaal (vooral over DNA) op te leuken. Bladeren, scannen, proberen de krenten uit de pap te halen en eruit te peuren wat ik zou willen weten. Niet uitgelezen. Teruggebracht.
Harmen van Houten: Anarchisme in Drenthe
zie mijn interview met Ruben Jacobs.
Anton Constandse: Grondslagen van het anarchisme
Het afgeschreven exemplaar uit de bibliotheek van Gouda van de heruitgave uit midden jaren zeventig die ik laatst uit de boekenkast van mn vader meenam. Na het lezen van het portret van Constandse in de memoires van Harmen van Houten en me realiserend wat voor figuur Constandse was (voor mij is hij nooit meer dan een naam geweest, een naam die ik eerder met De Gids verbond) werd ik benieuwd. Maar ook omdat ik na die memoires van Van Houten en na het zien van 2 documentaires over de geschiedenis van het anarchisme (van negentiende eeuw tot aan de Spaanse burgeroorlog) beter begrijp wat voor rol de anarchisten hebben gespeeld. Dat is toch grondig verdwenen uit het geheugen en de geschiedenislessen – of misschien is het ook omdat ik uit een sociaal-demoratisch/socialistisch/Nederlands-Hervormd milieu kom. Maar mijn vader – wethouder in Almelo – had wel een gebroken geweertje, een oude, die hij ooit van een oude socialist had gekregen, ik weet niet wie, een lintje zou mijn vader geweigerd hebben en als er hoog officieel bezoek kwam zou hij dat gebroken geweertje dragen, niets anders.
Begin gelezen. Toch wel interessant – geeft mij in ieder geval de nodige nieuwe kennis. Daarna alles doorgebladerd en hier en daar wat gelezen. Begrijp nu tegelijk ook meer waar het ‘vitalisme’ vandaan komt. (Als literaire en filosofische ‘stroming’).
Ed Piskor e.a.: De Beat Generation, a graphic novel
Strip over de Beat Generation. Zwart-wit. Maar Kerouac lijkt helemaal niet. Inhoud is eigenlijk die van een twintigtal encyclopedie-items die dan uitgebreid zijn geïllustreerd. Maar hoeveel informatie of inzicht levert dat eigenlijk op? Niet heel veel. Ik steek er niets van op. Hoogstens een oninteressante herhalingsoefening. Misschien een leuk boek voor lezers die de Beat Generation en hun context niet kennen. Alleen de (lange) hoofdstukken over de vrouwen van de Beats vind ik een stuk beter (dat is ten minste kritisch).
Willem de Ridder: The Adventures of...
Aardig boekje over Willem de Ridder, met wat archiefmateriaal maar verder niks substantieels. Eigenlijk werk van een amateur. Eigenlijk ben ik nog steeds vooral geïnteresseerd (of alleen geïnteresseerd) in zijn radiowerk van begin jaren tachtig.
Nanne Tepper: De kunst is mijn slachtveld
Nanne Tepper’s brieven. Nanne Tepper met misschien wel het meeste talent van allemaal. Was hij te romantisch? Waarom is bijna iedereen hem zo snel vergeten. De eeuwige jachtvelden, of hoe heet zijn eerste, sloeg in als een bom. Ook bij mij. Literatuur op het niveau van Faulkner en Nabokov. Hij maakte geen school (had dat gekund dan, met zo’n klassiek-romantische opvatting?), anders dan Mettes over wie de dichters blijven schrijven. Na zijn eerste volgden nog een paar goede werkjes, maar we wachtten op zijn grote roman. Die kwam niet. Tepper ging ten onder aan depressie. Ik zag dat Jasper de brieven – die ik al heel lang wilde lezen, maar niet kocht – in de kast had staan. Begonnen. Nooit geweten hoe dicht Tepper tegen de Perdu-scene aan zat in die tijd, toen ik ook nog bij Perdu rondhing. Marc Kregting is zijn eerste grote co-respondent (Kregting debuteerde bij Perdu in diezelfde tijd). De brieven – ik heb er nu drie gelezen (en dat zijn veel pagina’s) – zitten boordevol schrijfplezier. Dat plezier van ouwehoeren en grapjes maken en doorgaan en toch to the point zijn – ik herken het. Ik kan het niet meer. Ik stel me voor dat ik het toen ook kon. Schrijfplezier. Hard werk dat vanzelf komt. Middenin de literatuur. Het is ook een wereld die nu voorbij is – het is de wereld van in een bandje spelen, drinken, café’s, naar concerten gaan, veel lezen, heel veel lezen – hij is echt voorbij nu mensen zijn ingeplugd op hun whatsappstreams. Een Tepper van nu zou eindeloos appen. Ik moet zeggen dat het ook wel vermoeiend lezen wordt, na een pagina of dertig. Ik zal het allemaal lezen, maar dan vooral omdat Tepper net in het Umfeld zat dat ook mijn Umfeld was (of eigenlijk zat hij er buiten zoals ik er ook net buiten zat).
It brings back many memories. Mijn eigen literatuurverslaving – die eigenlijk nog even hevig is maar een andere vorm heeft aangenomen. Maar ook waarin ik verschil van al deze literatuurjongens die ik had moeten kennen, die ik had moeten tegenkomen: ik ben all over the place, ik wil ook de geschiedenis van technologie weten, de filosofie, de theorie, de muziek, al die dwars-en kruisverbanden. (En daarnaast: ik heb lang niet zo’n goed gevoel/oog/oor voor wat goed proza is en wat niet. Nu misschien wel, indertijd zeker niet). (Ik heb nooit echt talent kunnen herkennen).
Ik heb nooit gekozen voor het Letterenlandje. Was er een buitenstaander. Te veel geïnteresseerd in andere dingen.
En ik ga er maar in door. In dit boek. Wat me ook intrigeert is dat het me terugzet naar de tijd net voor het internet. Ik ben dat bijna vergeten. Toen je cassettebandjes maakte (en opgestuurd kreeg) en zo nieuwe muziek hoorde. Toen je nog kranten kocht, of zelf een abonnement had. Toen je nog wel televisie moest kijken, omdat het één van de informatiebronnen was. Het is moeilijk voor te stellen. Het is een totaal andere tijd met andere omgangsvormen, en toch, al lezend in Tepper’s brieven, is veel ook heel erg hetzelfde gebleven. Vooral in Letterenland, waar ze indertijd net als nu eindeloos stennis en semi-ruzie konden maken over dingen die absoluut niet belangrijk waren.
En dan inderdaad, die jongetjes die van jazzrock en Zappa hielden. Dat herinner ik me ook. Ik hoorde daar absoluut niet bij. Ik hield niet van jazzrock (zelfs de Miles Davis van ’67-’73 leerde ik pas later waarderen), en ik heb nooit van Zappa gehouden. Heb het altijd flauwiteiten gevonden.
Tepper laat me wel weer zien wat tikplezier is.
En ik ga er goed of veel van dromen, de ADHD-toon van Tepper blijft in mn hoofd zitten en het zit ergens heel dicht bij me. Ik zie alles voor me – ik denk exact te weten in welke wereld hij leeft.
Alleen als hij te veel over erotiek en porno begint te schrijven in de brieven aan Wilma Siccama gaat het me tegenstaan, net als het geklets over voetbal. Dan wil ik stukken overslaan. Ja, dat is precies Tepper (denk ik), maar dat is ook een deel van zijn hoofd waar ik helemaal geen zin in heb.
Toch raak je er aan verslaafd. En het doet met weinig goeds. Herinnering aan die wereld (1993 is voor het WWW, maar als Teppers roman uitkomt zit ik al vol in de Mediamatic-wereld) van literatuur. Die romantiek, die onbelangrijke zaken. Ver weg nu. Ik droom er vreemd van en wil toch dat boek uitlezen, al die brieven lezen.
Ik vraag me af: zou ik zijn eerste roman nu nog zo goed vinden als indertijd? Ik vraag het me af. De romantiek stoot me toch af, uiteindelijk. En dat is niet omdat Tepper zo ongeloofelijk ten gronde gaat, aan de medicijnen die zijn depressies moeten dempen maar het hem ook onmogelijk maken om te schrijven – zo begrijp ik. Maar ik vraag me ook af of Tepper niet gewoon uitgeschreven was. Wat had hij dan moeten schrijven? Hij had als schrijver volwassen moeten worden. (Had gekund, met een gezond leven). (Hij schreef aan Delillo, die terugschreef). Zijn romantiek nam alles te zwaar. Samen met zijn vriendin namen ze misschien alles te zwaar. Ik weet het niet. De vraag blijft. (Kijk bij Meijsing zeg je: doe niet zulke idiote zelfdestructieve dingen. Doe normaal. Je hebt een dochter grootgebracht. (Dat gedoe met geliefdes en escortmeisjes is toch niet te pruimen) (ook omdat hij daarin meer D’Annunzio is dan Vollmann – meer egotist dan degene die de ander wil doorgronden en weet dat dat niet kan).
Ondertussen zit ik zo wel met mijn kop weer vol in de literatuur. Ja, ik heb ook al di boeken gelezen (maar niet Nabokov – ik heb nu toch weer Ada uit de bibliotheek geleend). (De bibliotheek, een lifeline). Maar ik kan er niet meer zo in zwelgen. Ik wil iets doorgronden. De functie van literatuur, het waarom van de aantrekkingskracht, hoe het ons (de mens) heeft verdergebracht.
Ik praat zo tegen mezelf. Ik zou het meer moeten doen. Ik vind het leuk, ik kom er verder mee, het doodt de tijd, het maakt een stroom, ik krijg een zeker inzicht, je brengt de tijd tot leven, de reflectie – door de reflectie maak je jezelf (de zorg voor het zelf – Foucault, en via hem, Seneca? – geen idee). De niet-bestaande aangesprokene (van deze tekst ook).
Jack Kerouac: The Subterraneans
Ja, na dat stripverhaal toch nog maar eens Kerouac uit de kast gepakt. Ik heb nauwelijks boeken van ‘m – alleen On the Road, The Portable Jack Kerouac en deze. (Dr. Sax ooit kwijtgeraakt). Hmmm. Uitlezen zal ik dit nooit meer. Het is opvallend lastig te lezen omdat je feitelijk een lange stroom van geklets op papier moet volgen waarin Kerouac zijn relatie met een zwarte vrouw beschrijft van begin tot einde met alle hang-ups. Wat me opvalt, nu, is hoe ongrammaticaal het is. Wat me opvalt is wat een gelul allemaal over al die mensen. Wat me vooral opvalt is dat Kerouac probeert tot de bodem te gaan van zijn relaties met mensen, en vooral met zijn vriendin en daarbij niet schuwt zijn eigen oppervlakkigheid bloot te leggen. Het lijkt een heel romantisch leven, dat van die beats, maar wie het leest met de geest van een volwassene ziet vooral wat voor een afschuwelijk zooi het allemaal is. Ik heb dit boekje ooit in de Nederlandse vertaling gelezen, meteen na of net voor ik Dharma Bums las. Eigenlijk kan ik me er niets van herinneren. Zoals ik in die tijd ook Tristessa moet hebben gelezen (waarover Hans zo enthousiast was, was toen net uit in Nederlandse vertaling meen ik) en er eigenlijk helemaal niks aan vond. Ik heb het een paar jaar geleden goedkoop gekocht en toen proberen te lezen en heel snel weer opgehouden. Gisteravond las ik dwars door het boek toch gauw een pagina of 50 – bijna de helft dus – en begrijp iets beter het belang van Kerouac: 1. het portret van een specifieke scene (de hele mythe van de Beats, met Neal Cassady en Bill Burroughs); 2. de vorm van ‘spontaan proza’, wat inhoudt: schrijven zoals je opgewonden praat en aan iemand anders je verhaal opdringt; en (vooral?) 3. een poging tot eerlijkheid over de eigen gevoelens in een relatie en het tekortschieten daarin. En misschien dan 4. de realistische weergave van ‘feestjes’.
Daarna wat gebladerd in The Portable Jack Kerouac maar al heel snel dichtgeslagen. Wat een saaiheid. Ja, ik wil nog wel een keer Maggie Cassidy herlezen, en nog eens Visions of Gerard en Visions of Cody proberen. Maar meer nog, wat doorbladeren, nog eens lezen wat Dirk van Weelden erover schreef, en verder nog eens de vroege Bill Burroughs lezen (en verder alle boeken van hem die ik nog niet heb gelezen. Zoveel dat ik nog eens zou moeten verzamelen, zoveel dat uit de bibliotheken verdwenen is…)
Elena Ferrante: De geniale vriendin
Ik weet, I’m late to join the party. Maar is het gek dat ik mijn voorbehouden had – gezien de marketing? (Ook al las ik de analyses die duidelijk maakten dat ze ofwel deel van een opzettelijke verwarring waren, of dat je er niet door moest laten afleiden). Nu zal ik deel I in de bibliotheek staan en ik ben wel benieuwd. Ja, je zit er meteen middenin. Er is iemand verdwenen zonder een spoor achter te laten. Toegankelijk, spannend, maar ook meteen een slimme constructie.
Ja, die inleiding en voorzet – die is briljant. Wat er daarna komt is ook mooi en invoelbaar. Mooi portret van een afstand (namelijk alleen vanuit de relatie van de schrijfster tot deze Lila). Maar na een pagina of vijftig à zestig begin ik er genoeg van te krijgen. Natuurlijk, steeds nieuwe belevenissen, steeds komen de relaties tussen de personages in een iets ander licht te staan, en er is de voortgang, de ontwikkeling, kinderen worden ouder, en dat is allemaal heel mooi en invoelend gedaan en het beeld van een armoedig Napels waarin allerlei vormen van geweld aan de orde van de dag zijn is goed en belangrijk (en laat ons 21ste eeuwse lezers zien hoe dicht onze witte westerse geschiedenis staat tot de armoede in bijvoorbeeld Afrika die nu zo ver van ons af lijkt te staan), maar qua literaire registers blijft het steeds hetzelfde. En dat vind ik vermoeiend lezen. Leef ik dan niet genoeg mee? Ik denk dat het ‘m erin zit dat alles wordt gemedieerd via de relaties tussen schrijfster en andere personages. Elk groter verband komt alleen ter sprake als afgeleide daarvan: de armoede, het schoolsysteem, het communisme, arbeidsomstandigheden. Zo werkt het natuurlijk ook (en zeker voor kinderen/jongeren), en toch begint het me tegen te staan, beginnen andere boeken te roepen, begin ik stukken over te slaan – o nu dit, en ah, daar dat – en besluit ik uiteindelijk het boek niet uit te lezen. Ik ben trouwens wel benieuwd naar wat er gebeurt met de ‘geniale vriendin’. En ben wel benieuwd naar haar karakter en in hoeverre haar karaktereigenschappen voortkomen uit haar achterbuurtachtergrond.
(Maar ja, Knausgaard vond ik uiteindelijk ook niet om te lezen). (Maar om de samenvatting van door te nemen).
Dus lees ik interviews en leesverslagen en zie mijn ideeën bevestigd.
Dit klopt – behalve dat het voor mij het lezen niet ‘comforting’ maakt: ’Each time Lila vanishes from the horizon of Elena’s experiences, she nevertheless continues to act in her friend, and presumably the opposite is also true. Reading your novel is comforting because this is what occurs in real life. The people who are truly important to us, the people we’ve allowed to break us open inside, do not stop questioning us, obsessing us, pursuing us, and, if necessary, guiding us, even if they die, or grow distant, or if we’ve quarrelled.’
Zegt Ferrante: ‘The idea that every “I” is largely made up of others and by the others wasn’t theoretical; it was a reality. To be alive meant to collide continually with the existence of others and to be collided with, the results being at times good-natured, at others aggressive, then again good-natured.’ en ‘We are, as you say, interconnected. And we should teach ourselves to look deeply at this interconnection—I call it a tangle, or, rather, frantumaglia—to give ourselves adequate tools to describe it. In the most absolute tranquility or in the midst of tumultuous events, in safety or danger, in innocence or corruption, we are a crowd of others. And this crowd is certainly a blessing for literature.’
En: ‘I assigned myself, for motives that are obscure even to me, the job of describing what I know of my era, that is—in its simplest form—what happened under my nose, that is to say the life, the dreams, the fantasies, the languages of a narrow group of people and events, within a restricted space, in an unimportant language made even less important by the use I make of it. One tends to say: let’s not overdo it, it’s only a job. It may be that things are like that now. Things change, and the verbal vestments in which we wrap them change. But pride remains. I remain, I who spend a large part of my day reading and writing, because I have assigned myself the task of describing. And I cannot soothe myself by saying: it’s a job.’
Catalogus van een tentoonstelling over Nederlandse schilderkunst in de jaren tachtig. Veel wat ik zelf nog van een afstandje meemaakte. Ik zag de tentoonstellingen, las de recensies, en leerde later Paul Groot en Dirk van Weelden kennen. En nog later de geschiedenis van V2_. Interessant. Leuk stukje van Dirk dat heel erg duidelijk is. Veel heel slechte kunst ook. Nu zou het allemaal niet zo kunnen. Eigenlijk was die hele kliek al eind jaren tachtig volledig uitgerangeerd. (Op Marlene Dumas na). (Oké, en nog een paar – maar verder is het toch wel heel treurigmakend zo’n schilderscene die in leven gehouden wordt door een op crimineel geld draaiende kunstmarkt (en als het geld niet crimineel was – zwart geld, foute investeringen, witwassen – dan wel geld van venture-capital-miljonairs).)
Geerten Meijsing: Brieven aan Nanne Tepper
Bezorgd door Jack van der Weide – wie anders? De andere literatuurwetenschapper die toen ie 16 was werd gegrepen door Joyce&Co. Kon het niet laten ‘m subiet uit de bibliotheek te halen toen ik zag dat ze ‘m daar hadden (exemplaar 99). En begonnen zo gauw ik Tepper’s brieven uit had. Wat een neergang die van Tepper. Wat, ondanks alle psychiatrische, psychologische en medicijnperikelen, opvalt is hoe onwerkelijk die romantische opvatting van het schrijverschap is. Lijden. Tepper leed genoeg. Brr. En Meijsing idem dito. En ze maken het zoveel erger voor zichzelf omdat ze te veel drinken. Tja, moeilijk. Het doet me wel wat, het doet me ook inzien hoeveel gezonder (geestelijk en lichamelijk) het is om een beetje afstand te doen van die boekenliefde, die liefde voor de literatuur. Hoezeer ik ook het lullen over boeken mis. Wat ik node mis bij zowel Tepper als Meijsing is de wijdere wereld, hun wereld bestaat uit henzelf, de geliefde, de kring daaromheen inclusief wat schrijversvrienden en dat is het. De rest van de wereld? Komt misschien via de redacteur. Waar zijn de anderen? Waar is de politiek? De economie? (Behalve de belastingen die hen op de hielen zit en het hengelen om geld). Kleingeestig en wijds in de letteren. Wijds in het voelen. Ik zeg niet dat het fout is. Het verschil tussen de kant die ik ben opgegaan en die van hen is zo opvallend. Ik bedoel: Tepper teert vijftien jaar later nog altijd op dat ene optreden in de Simplon met zn swampbluesgrungeamericanabandje (er staan twee opnames op Youtube). Werkelijk… is dat alles? Ik snap het wel, cafées, bier, roken, slap lullen over boeken, een tas met nieuwe muziek, concerten – als dat altijd kon doorgaan. Het kan altijd doorgaan, maar het is niet alles. Zo lang in Groningen wonen en pas als je 35 bent Noordpolderzijl ontdekken. Ik begrijp dat niet meer. Netzoiets – maar dan net anders – geldt voor Meijsing. Zijn boeken kan ik lezen voor zover ze gaan over de ‘Erwin-mythe’ – over Provenier en Kanger – en verder nog omdat de stijl altijd wel te pruimen is. (Niet in de brieven trouwens, die zijn behoorlijk slordig). Maar zijn leven, wat een rotzooi maakt hij ervan. Die gang naar Italië was goed, maar hoe precair ook, hij had daar toch ook een bestaan kunnen opbouwen, zo lijkt het, ‘als hij wat verstandiger was geweest’. Dat gedoe met geliefdes valt nog te begrijpen (maar wat een romantiek), het gedoe met escortmeisjes absoluut niet. Misschien moeten sommige schrijvers grenzen overgaan om ontdekkingen over de mens te doen, maar deze lijken me ‘beside the point’ en vooral heel vervelend. Die boeken, Tussen mes en keel en Dood meisje, ik heb ze gelezen om ze gelezen te hebben. Misschien dat Tussen mes en keel wel waarde heeft als een oprecht document over depressie en psychiatrische opvang (toch? daar gaat het toch over?). Goed, moet ik dan toch ooit dat artikel schrijven over Joyce&Co, de mythe, en hoe je daar als middelbare scholier in kunt geloven? Wat het je oplevert (inzake liefde voor de literatuur), en hoe je verder komt. Want goed, ondertussen heb ik wel die hele Tepper-brievenbundel doorgewerkt en lees ik nu al die brieven van Meijsing.
(0916)
Uitgelezen. Toch wel heel droevig ergens, en een ontmaskering ook wel. Ik, ik ben blij dat ik er nu vanaf ben en weer iets anders lezen kan. Hoe groot de aantrekkingskracht ook is – die geldt vooral de kunstopvatting van Meijsing, de romantiek en de Erwin-mythe (en dat gespiegeld aan de realiteit ervan) (die hier wel erg cru uitpakt). Balestrini lezen als tegengif. (De politiek ontbreekt totaal bij Meijsing (en Tepper), geen maatschappelijk verband waar ze echt iets mee van doen hebben in de zin dat ze zich betrokken voelen – ze betrekken geld van de overheid, ze roepen de hulp in van politie en de doktoren, maar dat staat allemaal los. Relaties zijn er alleen in de liefde en de haat en het vak. Eigenlijk heel benauwd. Heel beschermd ook. En mede daardoor kunnen ze – zonder dat ze het zelf doorhebben – ongeloofelijk racistisch zijn (dat valt wel erg op, ook bij Meijsing). Toch hebben ze allebei wel aspecten van het menselijk leven blootgelegd, duidelijk gemaakt, waar ik anders geen weet van of geen inzicht in zou hebben gehad.
‘Op expeditie in het Antropoceen’. Ja, als er een boekje is dat in notendop samenvat en alles zegt waarover ik de afgelopen acht jaar heb nagedacht en waarin de gedachten worden geformuleerd waarop de Sonic Acts tussen 2010 en 2016 en Dark Ecology waren gebaseerd, dan is het dit boekje. Het is ook wat ik vertelde in gastcolleges. En het komt ook nog eens, voor 95% dan, overeen met mijn visie. Sommige stukken hadden rechtstreeks overgenomen kunnen zijn uit eerste aanzetten voor beleidsplannen en themabeschrijvingen die ik maakte voor Dark Ecology en Sonic Acts. Vreemd wel om dat zo te lezen. Je denkt, ik had gelijk. Ik heb de hele tijd gelijk gehad. Heel erg gelijk, heel erg gelijk.
Herlezen. Heel stel hoofdstukken. Veel beter dan verwacht, en vooral: veel meer zelfspot. Moet ik hier dan toch ooit op terugschrijven, of hebben al die andere fans eigenlijk wel genoeg opgeschreven?
Ik lees de afzonderlijke hoofdstukken, in omgekeerde volgorde. Dat kwam zo uit omdat ik tegen het einde begon te lezen. En er toen een project van maakte. Een opdiepen van wat me heeft gevormd – deels toch – al die zinnen die ik uit mijn hoofd ken, alles wat ik me herinner, alles waarvan ik nu zie wat voor onzin het ook was (hij heeft het zo vaak bij het verkeerde eind), de zelfspot die ik indertijd niet zag. Toen wilde ik gewoon imiteren – al ontdekte ik snel genoeg ook andere literatuur en ben nooit zo de klassieken in gedoken (de Latijnse en Griekse).
Met nog 8 hoofdstukken te gaan (de 8 eerste dus) begint het me tegen te staan. Kan ik me er niet meer in wentelen. Dat idee dat schoonheid in de herinnering ligt – het klopt bij deze tijd van het jaar (waarin de herinneringen zingen), maar het doet ook pijn. Dat is het ‘schadelijke’ van deze ‘romantisch-decadente’ schoonheidsopvatting. Ik geloof niet dat het zo lag bij Proust. Ik keek ook even Mario Praz’ Romantic Agony in en kreeg er meteen ‘tabak’ van, wat zou dat boek nu worden afgekraakt: een opeenstapeling van citaten zonder reflectie, een encyclopedie die nu alleen maar stap 1 zou zijn in het onderzoek. Waarom deze boeken (omdat de motieven erin voorkomen, ja maar, wat betekent dat dan? en hoe zit het met al die andere boeken? werd dit gelezen? sluit het aan of wijkt het af van de hegemoniale cultuur, enzovoort – wat maak je hiermee duidelijk?
Erin (onderdompelen) en er weer uit.
Kurt Tucholsky: De Pruisenhemel
Nederlandse vertaling uit die mooi uitgevoerde Kattengatserie uit de jaren zeventig. Stond in de ruilkast hier op de Weesperzijde. Kijk, dit vind ik dus moeilijk te lezen – bijna alles wat Tucholksy in deze stukjes schrijft (ik lees er drie) is bijkans onbegrijpelijk geworden omdat/als je de actuele politieke en culturele context niet voldoende kent.
Geleend, omdat het zo geprezen is, en omdat hij binnenkort de Gidslezing doet. Verhaal van zijn verkrachting (en verwurging). Naar verhaal. Indrukwekkend, zeker, dat hij dat zo heeft weten op te schrijven. Ik lees de eerste veertig pagina’s, dan het einde, dan wat in het midden want ik merk dat ik het niet wil uitlezen. Ik weet niet goed waarom ik dit zou uitlezen, natuurlijk, als inzicht in geweld is het wellicht onovertroffen, als weergave van een verkrachting eenmalig. Maar ik wil het nu niet lezen.
Uit de ruilkast. Weer zo’n portret van Echenoz. Hij is daar goed in. Ik lees het met heel veel plezier. Je ziet alles, het is precies scherp genoeg. (Zag een vertaalfout: de pianotoetsen noem je niet toetsenbord). Toch vraag ik me bij Echenoz elke keer af: waarom? Welk inzicht? Is dit niet gewoon een mooie aankleding in perfecte stijl van een fragment uit een biografie?
Ik lees (nota bene op Wikipedia) ‘Les fictions de Jean Echenoz multiplient les références et utilisent notamment la rhétorique cinématographique. L'usage d'un récit en forme de scénario dans certaines évocations, la technique du montage pour régler la temporalité ainsi que la structure romanesque doivent beaucoup au cinéma. Mais le roman intègre aussi une dimension sonore - variations, syncopes, dissonances. Peuplées d'objets banals d'une étrange drôlerie, de curieuses machines à fabriquer des leurres, d'une humanité interlope de personnages désœuvrés et dérisoires, de détectives gaffeurs, de héros fatigués et flottants, ces aventures multiplient les temps morts, les lieux, les rencontres, les assemblages imprévus, les personnages incongrus. Ainsi le roman – ludique – fait-il voler en éclats, en trompe-l’œil, en images et en reflets, toutes les conventions réalistes dans des fictions étonnamment profondes sous leur dehors ironique et distancié’.
Met veel plezier uitgelezen. Mooi, hoe Echenoz de laatste jaren van Ravel weet te schetsen. Zo matter of fact over de onopgehelderde neurologische stoornis waar Ravel aan leed. Die lijkt op dementie maar ook op wat mijn vader overkwam door zijn hersentumor en de gevolgen van de hersenoperatie.
Arno van Vlierberghe: Vloekschrift
Debuut. Heel mooi gedrukt en uitgegeven door het Balanseer. Alleen al daarom geleend, maar ook omdat ik al eerder wat van hem las. Het hedendaagse levensgevoel, klem in extreem neoliberalisme, internet, aandachtsuitbuiting, klem zitten, boos, ontkomen aan kapitalisme. Niet heel mooi en kan niet alles navoelen (of moet ik meer moeite doen, zorgen dat ik iets zie en voel bij elke flard). Niet slecht, but I don’t get all of it. Serieus wel.
Volgende dag nog weer stukken herlezen. Ze groeien wel, die zinnen. Ze zijn een stuk preciezer dan ze zich aanvankelijk voordoen. Dit is hoe wel vast zitten (en ik herken de theorie waarop hij zich baseert – slaap als laatste bastion dat niet is ingenomen door kapitalisme). Enzovoorts. Poëzie om verder te komen. (In het leven). Toch wel.
Rodrigo Blanco Calderon: The Night
Nee, geleend, niet gelezen. Venezuelaanse variant op Bolaño, zo leek me. Geen zin in.
Ergerlijk slecht geschreven en dito vertaald. (Oorspronkelijk: The Hard Men). Niveau kroegpraat. Heel vervelend. Journalistiek van niks. Ja, ons verhaal is subjectief. Heel slecht. Waarom wordt dit soort shit uitgegeven?
Patrick Cornillie: De cups van Hanka Kupfernagel
Een boekje dat ik altijd in de kast heb laten staan (in de bibliotheek) om de belachelijke titel. Nu wel geleend omdat Cornillie’s boekje over Struevels toch echt niet zo slecht was. Cornillie kan best zinnen achter elkaar zetten zodat je blijft lezen. Dit zijn echter allemaal columns waarin zo nodig leuk moet worden gedaan. Dat is nooit leuk. Columns zijn bladvulling. Overbodig. Daardoor is dit een vrij vervelend boek. De wat langere verhalen zijn aardiger, maar niet veel. Gelegenheidswerk waarover niet veel is nagedacht en nul onderzoek is gedaan. Dat Cornillie ze schrijft en publiceert in tijdschriften die graag een column over de koers willen, soi. Ik zou ze ook schrijven. Maar ze in een boekje lezen, neen.
Halit Ziya Uşaklıgil: Verboden liefde
De eerste moderne Turkse roman. Dik Atheaneum-deel, uit de ruilkast. Nawoord gelezen (voor de informatie over de ontwikkeling van de moderne Turkse roman, een gat in mijn kennis), en wat gegrasduind. Ik zal het niet lezen, nooit denk ik. Zo’n dikke roman over het 19e eeuwse romanonderwerp bij uitstek: het huwelijk (en de liefde). Interessant hier de samensmelting tussen naturalisme en de decoratieve stijl van de Osmaanse literatuur. Interessant als je nog een roman over de weg naar het huwelijk wilt lezen, of als je onderzoek doet naar de ontmoeting tussen Osmaans rijk en het Westen. Niet voor mij (dus).
Sybren Polet: De noodzaak van het overbodige
Al een tijdje (jaren?) van plan om een studie (voor mezelf) te maken van het werk van Polet. Met Vogelaar een van de meest intrigerende schrijvers van de Nederlandse twintigste eeuw. Dit boek, een bundel opstellen, aforismen, invallen, studies, heb ik al veel vaker in huis gehad. Het wilde nooit zo (het aforistische ligt me niet; dat stukje over de nul is voor mij echt een reden om af te haken, daar wordt het pseudofilosofie. Maar vandaag boeit het me wel. Ik snap ineens beter wat hij over de nar te zeggen heeft. Voortschrijdend inzicht? Ouder worden?
Soort van uitgelezen. Maar had ik dat niet al eerder zo gefixt? De eerste vijftig a zestig pagina’s gelezen, en dan doorbladeren, hier en daar wat lezen, constateren over welke onderwerpen en onderwerpjes Polet in een paar regels iets zegt. Dat aforistische ligt me niet, en veel van de aantekeningen blijven aan de oppervlakte, zijn dingen die hij in zijn gedichten veel beter verwoordt.
Een boek om op terug te grijpen als je ooit een essay over Polet schrijven zou.
Vergelijk het met Ten Berge: zelfs zijn mindere essays lees ik door, en wil ik doorlezen. Elke regel maakt toch het beeld rijker.
Ik ben meer van de lange adem, het opbouwen van een universum, een realiteitseffect.
Polet is naar iets anders op zoek. (Ten Berge en Polet zijn tegenpolen: Ten Berge is de estheticus en antropoloog, Polet de psycholoog en kosmoloog).
Heel soms heb ik zin om door Nieuw-West te fietsen. Heel soms heb ik zin om Polet te lezen. (Polet is Nieuw-West, de Sloterplas).
HC ten Berge: Een spreeuw voor Harriët
Benieuwd. Een deel is echt gelegenheidswerk, aardig maar niet heel goed. Een deel vind ik interessant vanwege de ‘inkijk’ in de literaire wereld waarin Ten Berge verkeerde. (Portret van Vogelaar). (Portret van Rein Bloem). (Twee die ook te vinden waren bij Perdu toen ik daar kwam. Twee die mij van een afstandje literair hebben gevormd (en dat betekent: niet alleen literair). Hoe weinig ik ook van hen gelezen heb. Rein Bloem om zijn inzicht in de poëzie, die van de Middeleeuwen en die van het modernisme. Vogelaar om zijn inzicht in het proza). Deze stukken van Ten Berge (ook iemand die ik eindeloos lezen kan vanwege zijn interesse in mythen, antropologie, ecologie, etno-poëzie (zoals dat toen heette) en Amerikaanse poëzie) zijn, vergeleken bij zijn vroegere essays, wel heel erg gelegenheidswerk. Dat zie je aan de onderwerpen, je merkt het ook aan de formuleringen, te veel clichés, te veel omhaal (die hij er vroeger gewoon uit redigeerde) – niet erg, ik lees het wel. Hij had strenger kunnen zijn voor zichzelf, zoals hij soms ook iets dieper (als vroeger) had kunnen graven. En dan zijn er de interesses, fascinaties en wortels van Ten Berge waar ik meer moeite mee heb – omdat het niet mijn interesses zijn, of interesses in aspecten of personen die mij juist afstoten: Bergen (NH), Simeon ten Holt (ik haat zijn werk en vind zijn opvattingen over componeren nonsens). (Serieus, vergelijk nou Canto Ostinato met Julius Eastman, met Andriessen zelfs, met Steve Reich, met Terry Riley, met Lamonte Young), seks, Vestdijk. (De ontworsteling aan ‘de jaren vijftig’). Wat Ten Berge verder schrijft over de literaire cultuur van de jaren zeventig blijft me fascineren. Zijn buitenstaanderspositie ook – al was hij spil van Raster. (Raster, het enige tijdschrift dat meerdere generaties lezers, schrijvers, wetenschappers heeft gevormd. De Revisor mag dan indertijd een ‘ideologie’ hebben opgeleverd, het was Raster waar iedereen die ik kende naar greep – dat schrijvers en schrijfmethodes en theorieën en poetica’s introduceerde, dat een avontuur van lezen, schrijven en leven vormgaf, dat altijd een belofte was (zoals nu nog de nY dat doet – het idee dat er een toekomst in het schrijven is). (De rest is ambacht, een kunstje uit het verleden – niks mis mee, en we kunnen niet zonder, de belofte (van een nieuwe wereld?) ontbreekt, een avontuur dat verder gaat dan wat zich tussen begin en einde van het verhaal afspeelt, ontbreekt.
Uitgelezen. De dagboekbladen zijn het interessants – vanwege de blik op schrijverschap midden jaren tachtig.
Wat Ten Berge fascineert in de George-kring en alles daaromheen kan ik niet navolgen.
Wat het schrijft over Ten Holt wel – en zorgt voor meer waardering mijnerzijds voor Ten Holt.
De stijl in de meeste essays is niet strak genoeg. Ook wat ouwelijk. Ten Berge is meer een estheticus dan ik me ooit had gerealiseerd.
Zin om al zijn boeken te verzamelen. En ze te herlezen. (Ik vermoed dat ik evengoed weer afknap op de latere romans).
Vanmiddag (3 oktober) gekocht. Zag gisteravond pas dat het was uitgekomen. Ben ik wel aan hem verplicht. Sprak hem, eigenlijk in de tijd toen hij net was begonnen aan dit boek – eind jaren negentig. Geboren schrijver. 22 jaar gewerkt aan dit boek.
Joseph Vogl: Het financiële regime
Helder en belangrijk. Waar moet ik beginnen? Anderen moeten zich hierover uitspreken. Ik denk alleen: zo helder lees ik het nergens anders, economie en staat: verweven. Maar wel behoorlijk taai als je even geen zin hebt in deze materie. En besloten dat ik het nu te taai vind. Economie en staat, altijd verweven geweest – dat onthouden.
Huub Dijstelbloem: Het huis van Argus
Al weken in huis (sind augustus). Studiegenoot van Noortje. Ken hem dus een beetje van heel lang terug. Eindelijk in begonnen. Erg helder. Heel goed, heel goed. (En precies mijn niveau). Een filosoof als hij – dat geeft me moed. En uitgelezen. Uitstekende uitleg!
Sybren Polet: Dader gezocht, Play in
Gosh. Dit boek heb ik al eens eerder proberen te lezen (ook dit exemplaar uit de bibliotheek). Toen niet doorgezet. Ook niet de eerste keer, toen het – volgens mij ook wel twee keer geprobeerd – de uitgave onder de titel Xpertise of De experts en het rode lampje betrof. Nu lukt het wel. Wat opvalt, dertig jaar na dato, is niet het avant-gardistische, niet het ‘ander proza’-gehalte. Nee wat opvalt is dit: het realisme. Rechtstreeks realisme – jarenzeventignieuwbouwwijkrealisme. En heel goed gedaan. Wat verder opvalt: 1. de Joyce-stijl (in de weergave van de gedachten, en het realisme en laag-bij-de-grondse), 2. de Schmidt-stijl (idem, maar nu nog meer ‘uitgehakt realisme’) – ik bedoel de Schmidt van voor Zettel’s Traum, 3. de vreemde voorkeur voor detectives, James Bondscènes, televisie-verlangen. Ontbreken van SF. Ja. Of was dit in 1978 SF en is het gewoon ‘echt’ geworden, dicht bij bekend levensgevoel of hoe we ons nu de jaren zeventig voorstellen? Puur Slotervaart. (Heeft er wel eens iemand een case gemaakt voor Polet als de Nederlandse Ballard? Ok, het geweld ontbreekt.) Maar al lezend heb ik werkelijk geen flauw idee waarom Polet dit allemaal heeft opgeschreven. Dat detectivespelletje is niet echt interessant. Het gegeven dat een personage alle personages kan zijn is interessant, wordt goed uitgevoerd, maar leidt eigenlijk nergens toe. Er zit een uiteenzetting met Polets eigen geschiedenis in, die niet uit de verf komt (maar wellicht is dat ook de bedoeling). Sommige scenes zijn niet goed. Andere zijn heel goed. Sommige schuren door te veel realisme. Uitgelezen (op 15 oktober in het Amsterdamse Bos).
Sybren Polet: Gedichten 1998 – 1948
Toch nog zoveel in gebladerd en gelezen en gegrasduind dat ik ‘m hier noem. Zou dan ook nog Virtualia. Teletonen moeten noemen. (Bladerde ik ook in). Persoon/Onpersoon blijft verreweg mijn favoriete bundel. (Noemt in 2012 het Antropoceen. In 2001 het Homoceen). Toch ligt Polet me niet. Abstractie + intens realisme + bewustzijnsinhouden. Zou het gewoon moeten aanschaffen, net als de bundels van Ten Berge – om zo nu en dan in te lezen en me te herinneren.
Moet ik eerder hebben gelezen. Toen tot halverwege. Begin opnieuw en ben verbaasd want herinnerde met Breekwater als veel conventioneler. Polet zit enorm te spelen met het idee van ‘personage’. Onwaarschijnlijk (post)modern voor 1961.
Het bestaan van Jan Postma was mij volledig ontgaan tot ik een half jaar geleden een recensie van zijn eerste essaybundel las. Die maakte me benieuwd en nu zag ik ‘m bij de bibliotheek. Geleend. Mee naar Montferland waar ik ‘m op de eerste avond helemaal doorbladerde en een en ander las. Er zitten heel goede observaties tussen, stukjes waarbij je denkt: dit heb je heel goed gezien, en die je in je hoofd nestelen. Maar over het algemeen… nee. Vergelijk dit nou eens met wat Vogelaar deed toen hij in de twintig was? Jan Postma, dit is saai, dit is zo saai. Ook de zoektocht naar Jan Postma, naamgenoot. Daarom was het me ook ontgaan al die jaren. Dit is een van die jongens die alles ophangen aan ironie, maar van ironie niets begrepen hebben. Generatie Joost de Vries. Het is ook vreselijk braaf. Misschien komt er nog wat van, later. De generatie die het gat tussen zichzelf en de wereld opvult met ironie. Zo niet Rebecca Solnit (zoals Postma opmerkt), die vult het met activisme. (Of zoiets).
HC ten Berge: Ontluisd verleden
Nee. Kijk, ik kan het lezen en ik heb het met enig plezier gelezen. Ik begrijp dat Ten Berge een levenslange fascinatie heeft behouden voor die Bergense scene waar hij deel van uitmaakte en waaraan hij zich gelukkig als dichter volledig wist te ontworstelen. Ik begrijp dat hij daarheen wil terugkeren als prozaïst. Om zijn eigen verleden te begrijpen. Het levert alleen absoluut geen goede boeken op. (Zelfs stilistisch pakt hij soms vreselijk mis). Het is vreemd ouwelijk. De tirades tegen de huidige tijd zijn terecht maar blijven plat. Eigenlijk is er niets dat de aandacht zou vasthouden. Het mist iedere urgentie. Vreemd daarbij dat hij volledige verhalen recyclet (of gewoon integraal opnieuw gebruikt), en anders wel elementen uit eerdere romans en verhalen herneemt (niet het goede woord, want het lijkt in alles op luiheid). Vreemd dat zo’n begaafd dichter (zijn gedichten horen tot de Nederlandse top), en interessant essayist (goede onderwerpen in ieder geval), en belangrijk redacteur (zoveel openingen naar nieuwe literatuur) zo’n middelmatig prozaïst kan zijn. Het mist klasse. (Waarbij de vraag is of het niet alsnog een stuk beter is dan veel dat nu verschijnt). Gek genoeg wil ik nu toch nog al zijn andere romans (die ik eerder links liet liggen) lezen of herlezen.
Francis Ponge: Het zakboekje van het pijnboombos
Heel goed. Heel goed. En exemplarisch uitgegeven door Koppernik (zo hoort het). Had het al jaren in de Duitse vertaling. Nu eindelijk in het Nederland. Super interessant – wie iets wil leren over wat dichten is, die leze dit zakboekje. (En wat hij schrijft over bomen loopt intrigerend vooruit op de wetenschap). Hoe het omvormen van zijn eerste aantekeningen tot ‘poëtische poëzie’ totaal mislukt. Heel mooi. Zijn stellingname (parti pris). En alles glashelder. Je leest het zo uit.
Ik was benieuwd. Heel goed dat de plot zo volledig ambigu is, niet vast te pinnen, en toch rechtstreeks gaat over belangrijke politieke kwesties. SF-elementen, ook goed om hedendaagse issues aan de orde te stellen. Alleen wordt alles verteld, er valt niets te raden. Ik kan dat niet lezen. Ben al na tien bladzijden verveeld en rag dan door het boek en weet in een uurtje het plot te ontrafelen en de belangrijkste stukjes te lezen. (Dat is dan toch anders bij Ten Berge, wiens proza misschien ouwelijk is, en niet foutloos, maar waar je toch alle zinnen lezen moet).
Patrick Cornillie: Koersen in de groote oorlog
Weer een mooi boek over de geschiedenis van het wielrennen. Nu over koers in de Eerste Wereldoorlog. Weet hier weinig over, en daarom en om de mooie foto’s, een fijn boek. (Maar ik doe er wel heel lang over. Het heeft ook iets saais… De teksten zijn degelijk, maar Cornillie ontbeert een visie). Uitgelezen, of soort van. Cronillie heeft goed onderzoek gedaan, maar mist het vermogen om meer van het boek te maken, het is niet veel meer dan een aaneenrijging van biografietjes.
Ugo Foscolo: Laatste brieven van Jacopo Ortis
Uit nieuwsgierigheid meegenomen. Liefhebbersuitgave (gepensioneerde vertaler). Lelijk. Nawoord gelezen (of was het een voorwoord). Nee, Foscolo zal ik niet lezen – maar ben wel geïnteresseerd in de literatuurgeschiedenis en vandaar.
Het is lang geleden dat ik geïnteresseerd was in Robbe-Grillet en met veel fascinatie In het Labyrinth en Jaloezie las – in de oude Nederlandse vertaling. Met moeite worstelde ik me daarna door de Engelse vertalingen van Les Gommes en in The Voyeur bleef ik steken. De film die hem beroemd maakte had ik al veel eerder gezien en staat in mijn geheugen gegrift. (Vorig jaar in Marienbad bedoel ik). Ik las ook nog de theorievorming rondom de Nouveau Roman. En toen was het afgelopen. Natuurlijk leende ik wel iedere nieuwe vertaling, maar iedere keer kwam ik er niet doorheen. Om heel eerlijk te zijn is daaraan Robbe-Grillet’s persoonlijke leven ook debet – hmm, iemand die er in een chic Normandisch kasteel een SM-praktijk op nahoudt. Brr. Dat heeft mijn plezier in zijn teksten wel vergald. Die rare hang-up van de Fransen met psychoanalyse. Dit kon ik dus ook niet lezen. Nawoord van de vertaler en inleiding van Robbe-Grillet gaven ook weinig argumenten om door te zetten. Zoveel belangrijkers te lezen!
Sybren Polet: De geboorte van een geest
De volgende Polet. Nu zet ik wel door. Eerste dertig pagina’s zijn lastig. Daarna veel dat goed is. Een boek om over te schrijven.
Dit boek trok me al niet toen het uitkwam. Nu, met zoveel jaren afstand is het wel aardig. Toch blijft Polet een heel vreemde schrijver, heel vreemd. Hij heeft wel de ideeën, maar ze komen niet bij elkaar, (en als ze wel bij elkaar komen dan vallen ze uiteen als pseudwetenschap), hij kan wel schrijven, en heeft intrigerende ideeën daarover, maar hij is niet een overmatig getalenteerde woordtovenaar als stijlmagiër – hij schrijft geen vanzelfsprekend gepolijst proza. En hij lijkt nooit diep te graven… Ik weet het niet.
Uitgelezen. Met moeite. En met veel snellezen en overslaan. Ik begrijp toch niet goed waar Polet op uit is. De SF-elementen worden in deze roman te new-agerig: niet natuurkundig gefundeerd of filosofisch, maar door vage praatjes. De Arno-Schmidt-fragmenten met gebald realisme zijn vrijwel afwezig. De detective-stukjes vind ik sowieso het minst interessant. De depersonalisatie als thema is op den duur niet overtuigend (in deze roman, in Geboorte van een geest is ie dat wel), en overtuigt nooit als literair middel. Ik begrijp goed waarom ik het indertijd (midden jaren negentig) ook half gelezen weer weg legde. Ik begrijp ook goed waarom hij door sommige (matige) schrijvers werd bestreden. Wat Polet doet is veel interessanter dan wat de meeste van zijn tijdgenoten nastreefden, maar het leidt niet altijd tot goed proza, (zijn gedichten zijn veel sterker), en eigenlijk nooit tot meeslepend proza. Dat hoeft ook niet. Ik mis ook structuur. (Het kan zijn dat ik daarvoor niet goed genoeg heb gelezen; in ieder geval voel je de structuur niet terwijl je leest).
Beoordeeld voor het Letterenfonds.
Beoordeeld voor het Letterenfonds.
Beoordeeld voor het Letterenfonds.
Beoordeeld voor het Letterenfonds.
Geen slecht nummer voor zover het de onderwerpen betreft – entaglement, Karen Barad, en Vincent van Velzen over Wan Pipel. Probleem: de achtergrond en thematiek ken ik al jaren, alleen niet de koppeling aan (deze) kunstenaars. Stuk over Wan Pipel is heel goed. Ilse van Rijn over poëzie had veel interessanter gekund (en je moet echt verder gaan in dit soort stukjes). Over Karen Barad is helder maar niet kritisch. Ach ja.
Beoordeeld voor het Letterenfonds.
Beoordeeld voor het Letterenfonds.
Beoordeeld voor het Letterenfonds.
Beoordeeld voor het Letterenfonds.
Beoordeeld voor het Letterenfonds.
Beoordeeld voor het Letterenfonds.
Beoordeeld voor het Letterenfonds.
Beoordeeld voor het Letterenfonds.
Een paar essays gelezen en een paar doorgebladerd. Ja, grote klasse. Zoveel meer klasse dan de brallers, opscheppers en ondergravers Mulisch en Hermans. Belezen, helder, toegankelijk. Toch ging het me na een tijdje ook tegenstaan – hoe ouder ze wordt, hoe braver het ook wordt. Iets meer revolutionair elan (dat ze in haar jonge jaren meer had). (Dit zijn vooral de wat latere essays).
Helene Nolthenius: Voortgeschopt als een steen
Moest ik ineens aan denken. Als ondergewaardeerde schrijfster. Was weer benieuwd, maar het liep net als 30 jaar geleden weer spaak. Haar stijl is me te stroef… ik zie het niet voor me. Ja, het is goed dat je moeite moet doen. De eruditie staat buiten kijf. Het is ontegenzeggelijk zoveel beter dan (vul maar in). En toch wist ik me er niet toe te zetten om door te zetten. Want waarom ik dit zou willen lezen: om het Hellenisme te begrijpen? Daarvoor lees ik beter een goed geschiedenisboek, en niet de historische roman.
Oh, eindelijk weer een boek waar ik gewoon in doorlees en doorlees – omdat er een klik is, een fascinatie en interesse, en die is er vanzelfsprekend. Ik hoef niet te graven, geen moeite te doen – ook niet voor de moeilijke stukken. Dit moment (Nieuwe Stijl) interesseert me. Die vorm van realisme. Ook Sleutelaar als redacteur. Gard Sivik. En later de recuperatie ervan door Bril en Van Weelden. Uitgelezen (al zijn sommige essays iets minder interessant).
Ondertitel: essays over literatuur en gesprekstof door – en een enorme lijst auteurs. Geleend omdat ook Alain Mabanckou erbij zit. En al verschillende erg goede essays gelezen: schrijvers over (het belang van) literatuur. Hoog niveau. Ook wel wat mindere stukken. Over weken verspreid lees ik het zo goed als allemaal. Om beter te begrijpen waar het nu in de literatuur om zou gaan. Van nu, al die romans die ik niet gelezen heb. Veel over migratie en meertaligheid. Interessant – maar hoeveel blijft er nou hangen? Had ik dan aantekeningen moeten maken? Is het lezen van deze stukken niets meer of minder dan de weg vinden naar weer andere auteurs om te lezen. Van sommige weet ik al dat ik hun boeken nooit lezen zal (of niet meer lezen zal): Julian Barnes, Hertha Müller, nou ja, enzovoorts.
Marwin Vos: Oorlogspaarden tot in de buitenwijken
Economie in de poëzie. (Die van het geld en financiën en de vormende invloed ervan op de wereld). Hedendaags. Dit is nu. Alle dichters van nu dichten hierover. Voor de helft gelezen. Koude mijn! Moest het toen terugbrengen wegens te laat veel te laat. Binnenkort weer lenen. (Of kopen).
Beoordeeld voor het Letterenfonds.
Beoordeeld voor het Letterenfonds.
Beoordeeld voor het Letterenfonds.
Beoordeeld voor het Letterenfonds.
JJ Slauerhoff: Verzamelde gedichten
De nieuwe editie. Geleend. Natuurlijk. En lang geleden sinds ik gedichten van Slauerhoff las. En weet eigenlijk niet hoeveel van zijn gedichten ik gelezen heb (al het proza). Misschien niet meer dan die bloemlezing die ergens in de kast staat. Fijn om eens achter elkaar al die bundels door te bladeren, grotendeels te lezen (tot nu toe de eerste drie), of delen ervan (Djenghis Kahn – de rest uit Eldorado lijkt wat minder).
Uiteindelijk leesblader ik alle bij leven verschenen poëzie door – en heb daardoor nu het gevoel Slauerhoff als dichter te kennen. (En zal zeker in de toekomst gedichten herlezen). Om daarna de veel te korte toelichting te lezen waaruit de problematische editiegeschiedenis van Slauerhoffd poëzie blijkt en waardoor ik begrijp waarom de verspreide en nagelaten gedichten evenveel bladzijden beslaan als de bij leven gebundelde poëzie.
Het langverwachte Afrika-nummer. Echt heel veel beter dan al die Revisors en Extazes. Veel meer urgentie in de teksten (voor zover ik ze las).
Goed dat ze eindelijk een nieuwe redactie hebben. De vorige scheidde kwalitatief heel goed werk af maar het was te veel niche geworden. Er was ook steeds minder noodzaak om de teksten van dat clubje te lezen. Helaas die hele nummer over ‘artistiek onderzoek’ is saai, omdat het alleen gaat over dat artistieke onderzoek dat institutioneel een plek heeft in België en Nederland. Dan krijg je dus 8 saaie stukken over matig onderzoek waarvan het volstaat om de concluderende laatste alinea te lezen. Nee, het was interessant geworden als echt het veld van artistiek onderzoek onder de loep was genomen – met de dingen van Sonic Acts, van V2_, van Dark Ecology, van Goldsmiths, van al het niet institutioneel geregelde onderzoek. Tja, sorry, implicated.
Nina Polak: Gebrek is een groot woord
Zo’n hedendaagse roman. Erg geprezen, maar ik vind het niet heel goed. Goed, maar niet heel goed. Begrijp bij dit soort romans nooit zo goed waar de tekst op uit is. Een beeld geven van relaties? Hoe verleden het heden kleurt? Ik lees het niet uit.
Daniel Rovers: De zon is het probleem niet
Uitstekende verslagen uit de werkelijkheid.
Bruno Latour: Waar kunnen we landen?
Hoe helder wil je het verwoordt zien? Dit is zo kant en klaar, zo klaar als een klontje, je zou er zo je politieke programma op kunnen bouwen (als filosofisch uitgangspunt en als analyse van de huidige situatie). Ik lees het boek van Latour op 7 december uit. Heel sterk – het enige dat ontbreekt is (zoals altijd) de factor macht (en kapitalisme). Daar moet iemand anders zich maar over buigen. Verder staat alles er in. Een heldere uiteenzetting van de zwenking die we moeten maken. De perfecte vertaling van Rokus helpt erg. Wat een geluk dat hij Latour is gaan vertalen! (Ah, hij vertaalde Latour 25 jaar geleden ook al).
William T Vollmann: No Good Alternatives
Ik zet ‘m erbij. Ik heb ‘m gekregen en doorgebladerd. Zal ik het ooit lezen? Er staat gewoon weer alles in – en dat kan, maar het is ook een ontkenning van de literatuur als een manier van versnelling en intensivering en compressie. Paradoxaal leidt het tot het lezen van recensies en artikelen over dit project van Vollmann, waaronder een gedrocht (?) van een conservatieveling of rechtsradicaal (?) of positivist die precies ontleedt waar Vollmann wetenschappellijk de mist in gaat. Dat zal vast kloppen, maar doet het wat af aan wat hij voor elkaar probeert te krijgen?
Sorry Michael. Net als je andere boeken lukt het mij ook niet om deze te lezen. Is het te veel? Is er te weinig structuur? Ik hou doorgaans wel van een stroom gedachten, van ritmisch voortstuwend proza. Ligt het ritme me niet? Zijn er te weinig issues waar ik aan blijf haken? Ik keer wel terug naar je tekst, probeer het opnieuw, grasduin, maar het lukt me niet om er langer dan 10 bladzijden mijn aandacht bij te houden en ik denk (nee voel) dat ik als lezer zou moeten worden voortgestuwd. Is het dat wat je schrijft over kunstenaarsschap me niet ligt? Is het omdat wat je schrijft over culturele differentie en al dit hete hangijzers niet pregnant genoeg wordt, alsof het schetsjes blijven? Natuurlijk, zoals ik lees in een recensie: ‘Hoe dan ook is zo’n post-postmodernistisch boek zeer welkom, in tijden dat het experiment in de roman zo goed als verdwenen is’, daar ben ik het volmondig mee eens. Belangrijke issues, eigenzinnig, kritisch. Maar mij lukt het lezen niet. (Sic). En: ‘Het is alsof Michael Tedja in Briljante man de deur op een kier zet voor het mysterie, de krachten die ons overstijgen en ons lot mee bepalen. Wat hem - gelukkig maar - niet belet zich in het zweet te werken om de vele vormen van gevangenschap, die het voortdurend op hem gemunt hebben, met woord en beeld te blijven bekampen.’ (Schrijft Annelies Verbeke). Ik zal het opnieuw proberen.
Christopher Clark: Slaapwandelaars
Over de aanloop naar de Eerste Wereldoorlog. Nee, niet helemaal gelezen, maar toch een pagina of 100. Ah, dit is het niveau van politiek en geschiedenis dat me het minst interesseert: dat van de internationale betrekkingen, de diplomatie, de manipulaties. Wilde het iets beter weten, en dit boek is geprezen, zeker terecht, maar komt samengevat wel neer op een verhaal dat ik me herinner van de middelbare school geschiedenisles. Hier genuanceerd en gepreciseerd – maar dat interessseert me voor dit verhaal dan weer minder.
Andre Gide: De onzorgvuldig geketende Prometheus
Weer zo’n mooie uitgave van uitgeverij Vleugels. Net uit, maar nu al in de bibliotheek. Precies zo lang als de treinreis naar Rotterdam. Ik hou niet van Gide – heel veel in de persoon staat me tegen. Ik heb ooit De Valsemunters gelezen (tenzij ik me vreselijk vergis en dat het een andere roman van hem was), vond dat mooi, maar alles wat ik daarna probeerde boeide me niet. Dit wel, ten minste voor de lengte van een treinreis. Ik moest denken aan hoe Cocteau mythologische stof gebruikt, en aan die film (niet van Cocteau, of wel) waarin de doden in het heirnamaals gewoon door de straten van Parijs lopen. Dit boekje is een mooie allegorie, die je brein aan het werk zet precies omdat er aspecten zijn die niet meteen overeenstemmen met een gewone logica. Maar eenmaal uitgelezen begrijp je het, en daarmee is de kous ook af, en de stof naar het verleden verwezen – niet actueel.
In de trein terug uit Rotterdam helemaal gelezen. Ik ben niet zeker of dit goede poëzie is, ik vind het wel een steengoede tekst. Makkelijk te lezen, een ontrafeling en aaneenkleving van de supply chain van katoen (zandkorrel zelfs) tot shirt (en klant), via de verkoper in de goedkope kledingzaak.
José Eduardo Agualusa: Het genootschap van de onvrijwillige dromers
Begonnen. Goed.
Velimir Chlebnikov: Niemand zal ontkennen dat ik uw Aardbol aan mijn pink draag
Niemand zal ontkennen dat Willem Weststeijn zijn oude dag goed besteedt. Na een arbeidzaam bestaan als docent Russisch aan de Universiteit van Amsterdam waar ik nog wel eens les van hem had (bij Semiotiek denk ik), vertaalt hij nu de avantgarde van de Russische literatuur. Dus moest ik dit boek lenen. Al kan ik me nooit iets herinneren van wat Chlebnikov schrijft – absurdisme. Het beklijft niet bij mij. Meer mijn tekortkoming dan die van Chlebnikov. Ik lees te snel, geef de beelden geen tijd om zich te vormen.
Ibn Fadlan: Ibn Fadlan and the Land of Darkness
Een Penguin Classic (Arab Travellers in the North) die ik al lang geleden eens kocht of vond. Ik las er her en der wat in en constateerde weer eens dat ik een zwak heb voor Middeleeuwse reisverslagen. Kort, ter zake, zakelijke berichten over culturele en andere verschillen.
Arno Schmidt: Die Schule der Atheisten
Gelukkig zit de boekenlegger er nog tussen zodat ik weet waar ik ben enik de draad weer op kan pakken. Hoe lang is het geleden? Ik had ineens zin in dat Duits van Schmidt. Hoe weet hij – de kluizenaar van Bargfeld – die alledaagse kleinburgerlijke toon en geborneerdheid te treffen? Alsof hij de hele dag tussen de mensen is en exact noteert wat ze aan clichés te berde brengen.
Laurie Langenbach: Brieven, dagboeken en een geheime liefde
Ik zag het staan in de bibliotheek. Kon de verleiding toch niet weerstaan. Waarom weet ik niet. Omdat Geheime liefde over Jan Timman gaat en ik een zwak heb voor Jan Timman. (Hij was de jonge opkomende man toen ik leerde schaken). Gebladerd, fiks wat gelezen. Die vreemde jaren zeventig. Misschien dit lezen om door te dringen in die vreemde jaren zeventig. Het Amsterdam van voor ik er kwam wonen. Van de hippies die zelfgerichte zelfontplooiers werden. (En popmusici die ten onder gingen aan de heroine).
Anthony Trollope: De torens van Barchester
Ik wachte tot ik de IJzer-vertaling in de bibliotheek zou zien staan. Trollope. Naam die me bekend is sinds ik de literatuurwetenschapster die Mieke Bal’s tegenstandster was inzake vrije indirecte reden, over Trollope hoorde – dat zal ergens in 1988 zijn geweest. En ik dacht dat David Auerbach erover had geblogd maar dat kon ik niet terugvinden op Waggish. En die BBC-serie blijkt uit 1982 te zijn. Anyway, het is erg vermakelijk en ik las zomaar 100 pagina’s. Ik ga Trollope niet in het Engels lezen, dan is het te Engels en moet ik door de taal heen. Nu lees ik de karakteriseringen. Maar of ik dat nog 400 pagina’s trek? In de trein misschien. Van alles iets gelezen hebben, dus ook van Trollope (die me dus inderdaad veel beter bevalt dan Dickens of Thackeray, en misschiens zelfs beter dan Hardy – al is dat later). (Maar niet uitgelezen).
Marita Mathijsen: Nederlandse literatuur in de romantiek
Bibliotheek, Kersttijd en verlangen naar 19e eeuw. Dan denk ik aan Marita Mathijsen. Maar had ik deze niet al eerder gelezen? Ik lees een aantal hoofdstukken en dat is weer genoeg om te weten dat ik die negentiende eeuwse romans niet lezen zal. Waardoor mijn dank aan Marita Mathijsen des te groter is: want ik weet er nu wel wat van. Blijft de vraag waarom ik zoveel van de Duitse 19e eeuw graag lees en die een aatnrekkingskracht uitoefent, en de Nederlandse 19e eeuw oubollig blijft voelen… Is het een probleem van taal – die verouderd is? Waarom wel Trollope, wel Balzac, en niet Beets en niet JJ Cremer?
Een uurtje mee doorgebracht. Dwarsdoorheengelezen. Leuk, goed, belangrijk. De shy radicals. Voorwoord door Nina Power. I’m find myself mostly in agreement. Gedachtenexperiment die goede kritiek heeft op de dictatuur van loudness en het extraverte.
Matt Haig: Reasons to Stay Alive
Over depressie. Zijn nieuwere boek over tijd werd genoemd en ik zocht deze op. Download. Met zo’n boek ben ik in een kwartier klaar. Eigenlijk weet je al wat er in staat. Het is heel goed. De les ken je al. Alles wat je leest in dat kwartier, dwars door het hele boek, is bekend.
Frits van Oostrom: Maerlants wereld
Hoe snel gaat de tijd? Dit boek is alweer 12 jaar oud. Ik wilde het lenen en er wat in lezen omdat Maerlant in Damme heeft gewerkt, in Zeeuws-Vlaanderen was, en ik daar was afgelopen augustus. Van Oostrom pleegt weer uitstekende geschiedschrijving maar het is te gedetailleerd voor mij. Ik wil wel wat van Maerlant weten maar ik weet ook dat ik me nooit in Maerlant verdiepen zal.
Rob van Essen: Kind van de verzorgingsstaat
Ik zou nooit een boek van Rob van Essen zijn gaan lezen als Edith Vroon het niet had aangeraden. Ik begon aan deze op het vliegveld, las door tijdens de vlucht en daarna aan de keukentafel en op de bank in Celbridge. In 1 keer uit. Ik ben om verschillende reden volledig stupefied. Niet om wat Van Essen schrijft, en ook niet om zijn uitgebalanceerde stijl, niet om zijn precies afgewogen combinatie van persoonlijke ervaringen (zijn eigen levensloop) en maatschappelijke ontwikkelingen, en de visie die daaruit voortvloeit. Niet eens om het beeld van de jaren tachtig dat ik zo goed herken – zo blij dat ik daar niet in ben blijven steken (hij langer dan ik). Zo blij dat dat Amsterdam niet meer bestaat. Zo blij ook dat ik nooit tot de club van Smith-liefhebbers heb gehoord (hij wel). Nee, ik ben volledig stupefied om alles wat ik herken. Ja, natuurlijk, dat Amsterdam, zelfs Amstelveen (waar ik doorheen fiets), maar Rob van Essen is opgegroeid in Rijssen, waar zijn vader onderwijzer was. Hij is even oud als (mijn tante) E. Al zal hij niet op de lagere school in Rijssen hebben gezeten waar mijn opa hoofdonderwijzer was. Na Rijssen verhuisden zijn ouders via Harskamp naar Bennekom. Mijn opa en oma verhuisen in exact hetzelfde jaar met hun nog thuiswonende kinderen (H. en E.) naar Bennekom. Wij kwamen daar regelmatig op bezoek. Rob van Essen moet op dezelfde middelbare school hebben gezeten als E. De sfeer die hij beschrijft in Ede, in Wageningen – de linkse scene daar – is precies de scene waarin H. en E. rondhingen. (Op een bepaald moment verwachte ik bijna dat hij een verhaal zou kunnen gaan vertellen over schoolgenoten die ook kunstzinnige ambities hadden en waarvan er eentje – ene J. – in de Alpen omkwam). Rob van Essen was links (als iedereen) en wilde schrijver worden (H. – die ouder was – ook, en E. wilde naar de kunstacademie). Van Essen verhuist naar Amsterdam in 1981. Het Amsterdam dat hij beschrijft is het Amsterdam waarin ik in 1984 kwam wonen. Goed mogelijk dat hij op plekken kwam waar ik ook kwam. Misschien ook niet. Hij beschrijft het in ieder geval feilloos. Mijn enige kritiek op het boek is dat hij misschien wat dieper had kunnen graven, en iets te makkelijk accepteert hoe Amsterdam is veranderd, en hoe de samenleving neoliberaal is geworden. Wat als voordeel had dat al die adolescenten die in hun ‘Smith-fase’ waren blijven steken (angst voor het leven), wakker werden. Ik had graag nog een andere alternatief verwoord gehoord.
Rob van Essen: Het zijn net mensen
Voor de helft gelezen. Verhalen. Goed gedaan, of sterk gedaan (dat is een betere uitdrukking). Maar hoewel ik ze makkelijk lees bevallen ze me niet. Te grappig, te veel op invallen berustend. De structuur deugt, de zinnen ook, er is spanning, er is opbouw, er zijn verrassingen. Er is herkenning – van een wereld waar ik niet graag aan terugdenk. Er is een gebrek aan diepgang, er mist verbinding met de grotere wereld. Het is ergens benauwend – verhalen over mensen en het sociale weefsel dat niet verder gaat dan een extensie van een studentenleven in het Amsterdam van de jaren tachtig. Het benauwt me.
These notes were written during 2018 and were not intended for any specific publication.
some rights reserved
Arie Altena, 2018
index