Arie Altena
index

Geographies of flicker

Interview met Matthijs Munnik

Arie Altena

Deze Nederlandse versie van het interview met Matthijs Munnik verscheen in 2013 in Gonzo Circus. Een langere Engelse versie verscheen in het boek The Dark Universe , uitgegeven ter gelegenheid van het vijftiende Sonic Acts festival in 2013.

In Matthijs Munnik’s Citadels: Lightscape zorgt flikkerend gekleurd licht in combinatie met geluid voor een indrukwekkende kleurervaring. Je ziet kleuren en kleurcombinaties die er niet werkelijk zijn, maar die getriggerd worden door het flikkerende licht. Anderhalve week na de première van de nieuwe versie van Citadels: Lightscape op het Kontraste festival in Krems (Oostenrijk)  spreek ik Matthijs Munnik, in Amsterdam. 

Kun je uitleggen hoe Citadels: Lightscape werkt?

De versie van Citadels: Lightscape die ik op het Kontraste festival liet zien is een lichtwand waarin een groot aantal LEDs zijn verwerkt. De wand is helemaal diffuus verlicht. De frequentie van de LEDs ligt tussen de 0 en 80 Hz en daarmee kan ik heel felle stroboscopische kleurpatronen genereren. De lichtwand veranderd op hoge snelheid van kleur, dat gebeurt in verschillende combinaties en patronen die ik heb geprogrammeerd. Een voorbeeld van zo’n patroon is dat je de kleur groen ziet, om-en-om afgewisseld met complementair magenta en zwart. De kleuren, patronen en frequenties creeëren een interferentie met het signaal dat de retina naar de visuele cortex stuurt. Het effect daarvan is dat je verschillende patronen, kleuren en vormen ziet, alsof je hallucineert. Ik kan de verschillende kleuren, patronen en frequenties live aansturen. Door een bepaalde volgorde te kiezen versterk ik het effect. Zo hoop ik dat het publiek een soort meditatieve staat bereikt. Ik speel ook met de licht-intensiteit. Ik kan de wand langzaam dimmen, tot je ogen het gedimde licht als fel waarnemen. Als ik vervolgens de intensiteit weer snel omhoog laat gaan, vult je hele blikveld zich met kleur, en lijkt het lichtveld los te komen van de wand.

Terwijl je dit uitlegt maak je gebaren alsof je faders openzet of dichtschuift – stuur je de patronen en kleuren aan als kanalen op een mengpaneel?

Op het eerste kanaal kies ik een RGB-kleur, bijvoorbeeld groen, waaraan ik een patroon koppel. Ik heb zes patronen en daarvan weet ik wat voor effect ze hebben op het oog. Het patroon wordt gemaakt door de afwisseling van kleuren. Dat gebeurt in vier ‘blokken. Ik stel de frequentie in, en ik weet bijvoorbeeld dat als de kleur op het derde kanaal complementair magenta is, dat een bepaald effect op het patroon heeft. Die kleur kan ik met een andere fader terugdraaien, zodat je vervolgens alleen groen ziet flikkeren, en als ik dan het derde kanaal er langzaam infade, dan zie je bijvoorbeeld weer vreemde zonnen, of andere patronen.

Is er veel tijd gaan zitten in het onderzoek hoe verschillende combinaties werken?

Daar is de meeste onderzoekstijd in gaan zitten, ik ben zeker twee jaar af en aan bezig geweest om ermee te experimenteren. Na een tijdje begin je wel door te krijgen welke kleurcombinaties en patronen werken. Het ‘werkt’ als er een interessant patroon uitkomt. Je hebt een paar specifieke frequenties die in combinatie met kleurpatronen een sterk visueel effect geven: strepen of zonnen bijvoorbeeld. Er zijn ook heel veel combinaties die niet werken. Het onderzoek was eerst uitvinden wat goed werkt, en vervolgens uitvinden wat voor verschillen daarin schuilen, en daar dan weer mee experimenteren.

Je speelt ook een spel met de waarneming. Je ‘ziet’ patronen die er niet echt zijn...

Wat ik fascinerend vind is dat ‘flicker’ iets ruws en directs is. Je kunt het in werking zetten, maar wat er precies gebeurt ligt buiten je controle. Voor sommige mensen kan het zelfs angstaanjagend zijn dat je in je oog dingen gaat zien die je normaal niet ziet. Is dit wel veilig? Gaat mijn oog niet kapot? Toch blijf je kijken. Dat is een ervaring die op het randje van het sublieme zit. Ik las laatst een interessant artikel dat een wiskundige verklaring geeft waarom we bepaalde karakteristieke patronen zien door films en installaties die flicker gebruiken. De conclusie was dat de architectuur van de retina, de connecties van de cellen binnen het oog, en de link naar de visuele cortex, onder invloed van flicker bepaalde interferentiepatronen kunnen creëren. Die patronen ondergaan vervolgens in de visuele cortex dezelfde transformatie die onze gewone visuele input krijgt. De patronen worden naar de vorm van het oog getransformeerd, dus sferisch, waardoor je kenmerkende tunnelvormen krijgt. Door het bekijken van deze flicker-patronen bestudeer je dus de architectuur van je eigen oog. Ik vind het intrigerend dat veel van onze religieuze  symbolen overeenkomen met de patronen die worden opgewekt door flicker of andere hallucinerende middelen. Ik vind het een mooi idee dat deze symbolen misschien niet alleen een symbolische en religieuze betekenis hebben, maar een fysieke oorsprong hebben in de architectuur van ons oog. 

Hoe zie jij de verhouding tussen jouw werk en de geschiedenis van het sublieme en het kleurexperiment in de schilderkunst en de film?

Er is een lange geschiedenis van werken die puur over kleur gaan en de relatie daarvan tot geluid. De mogelijkheden om kleur en geluid te combineren gaan gelijk op met technologische innovatie. Vanaf halverwege achttiende tot begin vorige eeuw waren er de experimenten met kleurorgels, en vanaf ongeveer 1920 krijg je kleurexperimenten in de film. De colourfield painters proberen het sublieme van de kleur in verf te vatten. Marc Rothko is een meester in hoe hij kleur op het doek tot leven weet te brengen. De Dreamachine (1961) van Brion Gysin en Ian Sommerville is vervolgens het eerste werk dat gebruik maakt van stroboscopie. Daarna volgt Tony Conrad’s film The Flicker (1966). Met de komst van computers zijn er weer nieuwe mogelijkheiden om met technologie het sublieme te ervaren. Elke keer gaat het een stap verder.

Jij kunt in je werk gebruik maken van zeer krachtige LEDs, waardoor je heel gecontroleerd en subtiel kunt spelen met kleurnuances, frequenties en lichtpatronen. Je hebt middelen in handen waar de makers van kleurorgels of van de flicker-film uit de jaren zeventig alleen konden dromen. Is dat verschil in technologie belangrijk? Je kunt er iets mee wat Paul Sharits niet had kunnen doen met filmprojectie, of Marc Rothko met pigment.

Zonder de LEDs kan ik niet op die intensiteit en met die precisie werken. Zonder die technologie kan ik niet zo’n snelle flicker tot stand brengen. Dus zonder de LEDs kan Citadels: Lightscape niet bestaan. Maar Sharits en Rothko waren met de technologie die zij tot hun beschikking hadden misschien wel veel subtieler dan ik nu ben. Zij hadden hun eigen oplossingen om tot een gewenst effect te komen. Sharits gebruikte projectoren die over elkaar projecteerden en daardoor voor interferentie zorgen. Ik wil met mijn werk toe naar een punt waar het subtiel is, waar ik de controle heb over de technologie, (in zoverre dat ik aan de knoppen sta), maar het moet tegelijk overdonderdend zijn. Die wereld van flicker, die maak ik niet, ik open er een venster op. De schrijver John Geiger noemde dat in zijn lezing op Sonic Acts vorig jaar ‘geographies of flicker’ die nog verkend moeten worden, dat vind ik een interessante gedachte.

Hoe bedoel je dat?

Ik zie de flickerwereld als een soort virtuele laag in onze realiteit die buiten de bandbreedte van de normale perceptie ligt. Het is de visuele wereld die in het oog zelf verstopt zit. We weten sinds de negentiende eeuw van het bestaan ervan. De Tsjechische onderzoeker Jan E. Purkyně is de eerste die erover heeft geschreven, hij ontdekte het door met zijn hand voor zijn oog te bewegen terwijl hij naar de zon keek. De flicker-wereld is normaal gesproken onzichtbaar en sommige kunst, zoals bijvoorbeeld mijn werk, geeft er toegang toe. Ik creëer die wereld niet, ik probeer de toegang ertoe te componeren.

Hoe combineer je beeld met geluid?

De eerste helft van Citadels: Lightscape heeft een soort inleidende soundscape, met boventonen gekoppeld aan kleur. De modulatie van het geluid volgt daarna de frequenties van het flikkeren van het licht. Het geluid heeft een ondersteunende rol. Het zorgt voor focus en draagt bij aan een meditatieve sfeer. Het versterkt voor het publiek het gevoel van opgaan in het werk.

Zou je het ook zonder geluid kunnen tonen?

Je zou denken van wel, maar er gebeuren gekke dingen door het geluid. Contrasten en complementaire kleuren worden verhevigd als je tegelijkertijd ook witte ruis hoort. Er is een link tussen geluid en beeld. Bepaalde geluiden versterken bepaalde soorten beeld, of het effect van specifieke kleuren. En als je dezelfde modulatie van het flikkerende licht ook hoort in het geluid, heeft dat een intensiverend effect.

Soms presenteer je Citadels: Lightscape als installatie en soms als performance... 

De twee versies lenen zich voor verschillende ervaring van het werk, een installatie is rustiger, je kan zelf je tijd nemen om het werk en de ruimte te verkennen. Tijdens de performance voer ik de toeschouwer mee in deze wereld, en is er een directe link tussen de patronen die ik zie en creëer, en wat de toeschouwer ziet. Het heeft altijd iets magisch om het live te doen. Ik zit achter de knoppen ik zie zelf de patronen die het publiek ziet, het gaat direct in de breinen van het publiek. Als ik één knopje verander, dan verandert wat zij te zien krijgen. Er is een vaststaande compositie, maar daarin is wel ruimte voor improvisatie.

Hoe is jouw interesse voor flicker ontstaan?

Toch wel via William S. Burroughs. Een mooie quote van Burroughs vind ik ‘Anything that can be done chemically can be done by other means’. Hij zag de dreamachine als een revolutionair ding: verlichting van de mensheid door machines. Dat vind ik een interessant utopisch idee. Het zou mooi zijn om de technologie juist te gebruiken, of te misbruiken, om nieuwe sensorische werelden tevoorschijn te halen, in plaats van je in een veilige digitale bubble te hullen die je afsluit van de wereld. Ik denk dat versimpelde app-cultuur de mogelijkheden van intense technologische ervaringen tegenhouden. Misschien ligt daar een rol voor mediakunst.

In de live performance creëer je ook een directe aanwezigheid, en werp je het publiek terug op zichtzelf.

Dat vind ik ook mooi in de performances van Bruce McClure, daarin wordt je ook helemaal teruggeworpen op jezelf, je kunt niets doen en dan moet je het maar ondergaan.... Je gaat er in en je kunt er niet meer uit. Dat is iets wat je normaal gesproken niet doet.

De Australische musicus Robin Fox zei enthousiast na McClure’s optreden bij Kontraste: “At one point it violently put me asleep!”

Ja dat is mooi. Het is een heel vreemde reactie, maar dat is inderdaad wat er gebeurt. Het is heel overdonderend, het is hard, het flikkert en je zakt weg in een soort droomtoestand. Die kant wil ik met mijn performance ook op, het moet een nog grotere fysieke impact krijgen. Het moet als het ware gevaarlijk worden. Zo kan het sublieme ook beter verschijnen, iets waarover je geen controle hebt... dat groter is dan jezelf... 

some rights reserved
Arie Altena
index