Arie Altena
index

Kunst en het Antropoceen: planeet Aarde als ultieme inspiratiebron

Interview met Ruben Jacobs

Arie Altena

 

Dit interview uit 2019 werd gepubliceerd op de website van V2_: v2.nl/archive/articles/kunst-in-het-antropoceen-interview-met-ruben-jacobs

Onlangs kwam bij V2_Publishing het tweede boek van de socioloog Ruben Jacobs uit: Artonauten. Op expeditie in het Antropoceen. Op 21 september spraken V2_'s Arie Altena en Ruben Jacobs in Amsterdam over de rol van kunst in het Antropoceen.

Arie Altena: Het was een groot plezier om Artonauten. Op expeditie in het Antropoceen te lezen. Je boek is een helder verwoorde samenvatting van thema’s en ideeën waarmee ook ik me de afgelopen zes, zeven jaar heb beziggehouden, bijvoorbeeld in mijn werk voor Sonic Acts en het internationale Dark Ecology-project. Jouw visie op het Antropoceen en de rol van kunst komt voor een groot deel overeen met de mijne. Tegelijk is het best vreemd om een boek te lezen waarin je bijna iedere referentie kent en een positie wordt verwoordt die je zelf ook inneemt. Het stelt me ook voor een probleem: ik weet eigenlijk niets te vragen over het boek. Misschien is dit de enige vraag: ‘Waar gaan we nu heen? Wat is de volgende stap?’

Ruben Jacobs: Ik begrijp goed wat je bedoelt. Voor mij voelt het boekje echt als een samenbrengen en in één verhaal gieten van een aantal dingen die al een tijdje spelen. Ik ben me er in de afgelopen twee jaar pas echt in gaan verdiepen. Ik wilde die ideeën en kwesties naar een nieuw publiek brengen, ze nog toegankelijker maken voor de tweede en de derde kring van geïnteresseerden om de mensen heen die zich al langer met de thematiek van het Antropoceen bezig houden. Het ging me om het ontsluiten van kennis, inzichten en discussies voor een groter publiek. Ik wilde bovendien een aantal dingen samenbrengen die niet altijd even duidelijk en in samenhang worden gepresenteerd, daarbij heb ik geprobeerd een concept te bedenken dat het kon samenbundelen: de artonaut.

AA: Wat waren de elementen waaruit je bent vertrokken?

RJ: Het belangrijkste was toch wel het vraagstuk van klimaatverandering. Sinds ik mij ben gaan verdiepen in de klimaatwetenschap  is de omvang van het probleem pas echt tot mij doorgedrongen. Het is toch echt de grootste uitdaging waar we als mensheid voor staan. En tevens is het een hel van een probleem omdat het werkelijk raakt aan alles, aan hoe onze samenleving functioneert, hoe onze moderniteit werkt, en zelfs aan hoe we ‘bedraad’ zijn. Het morrelt aan alle bestaande morele, sociale en ethische kaders. Het is een probleem waarvan heel moeilijk een verhaal te maken is dat mensen kan inspireren en in beweging kan brengen. Dat vond ik een enorme intellectuele uitdaging. Het is een vraagstuk waar je niet in een jaartje mee klaar bent, misschien wel nooit. Je kunt je er in vastbijten en alle andere zaken waarin je geïnteresseerd bent komen dan vanzelf aan bod. 

Het tweede element van waaruit ik vertrok is de rol van kunst en verbeelding. Het lastige is dat als je het woord klimaatverandering laat vallen de verbeeldingskracht meestal meteen dichtslaat. Mensen zien alleen nog een diepzwarte toekomst voor zich, ondergang, destructie. Dat is wat mij betreft een belangrijk onderdeel van het probleem: ons onvermogen geïnspireerd te raken door wat klimaatopwarming van ons vraagt. Als de verbeeldingskracht dichtslaat kun je mensen niet in beweging brengen, niet sensitiveren. Dat onvermogen zorgt vooral voor een dagelijkse ontkenning van het probleem, of het leidt tot fatalisme en depressiviteit. Hoe zorg je ervoor dat de verbeeldingskracht wordt geactiveerd in de context van klimaatverandering?  Hoe kan het vraagstuk van het Antropoceen en klimaatverandering kunstenaars inspireren? Dat doe je niet door te vragen: bedenk eens iets duurzaams! Je hebt een grotere uitdaging nodig, een avontuur. Ik zou graag zien dat kunstenaars hun talenten meer op deze problematiek zouden loslaten. Dat was het vertrekpunt: een boek schrijven dat kunstenaars kan prikkelen om zich te engageren met dit onderwerp, zonder ze voor te schrijven wat ze moeten doen. Binnen de klimaatbeweging heerst nu vaak een permanente paniek. ‘We moeten nu actie ondernemen. Nu snel, nu de boel redden’. Dat klopt wel, maar het blokkeert ook. Als je alleen in de overlevingsmodus zit verlies je de noodzakelijke speelsheid die je in staat stelt creatief en vindingrijk te zijn. Kunstenaar hebben denk ik een tijdelijke onverschilligheid nodig, zonder daarbij het de ernst van het probleem te negeren. In mijn boek noem ik die houding ‘speelse ernst’. Daarmee bedoel ik: niet uit blinde paniek reageren, maar nieuwsgierig blijven naar wat zich voor je ogen ontvouwt.

AA: Dat laat zich vergelijken met de gedachtegang die het Dark Ecology-project, waarbij ik betrokken was, heeft doorlopen. Klimaatverandering is een groot probleem dat aan alles raakt. Het creëren van een toekomstperspectief vereist een herdefinitie van de fundamentele termen die het denken over de wereld sturen. Ik denk dan vooral aan hoe Bruno Latour zich dat voorstelt in bijvoorbeeld Oog in oog met Gaia. Acht lezingen over het nieuwe klimaatregime (vertaling van Face à Gaia, 2015). We moeten een andere verhouding tot de aarde vormgeven – dat gaat heel diep. In de kunst kun je spelen met dat soort fundamentele heroverwegingen, gedachte-experimenten opzetten.

RJ: Klopt. Wat ik met name interessant vind aan kunst is het zintuigelijke aspect. Neem bijvoorbeeld het probleem met CO2, dat kunnen wij met onze blote ogen niet zien. Dat is met veel meer aspecten van klimaatverandering het geval: het blijft in het dagelijks leven onzichtbaar. Klimaatwetenschappers zien in hun cijfers en grafieken wel dat afgelopen zomer een echte abnormaliteit was die grotendeels kan worden toegeschreven aan antropogene klimaatverandering. Voor ons blijft het desalniettemin heel makkelijk om te zeggen ‘het was gewoon een hete zomer, dat komt eens in de zoveel jaren voor’. Iets dat doorgaans onzichtbaar is zichtbaar en werkelijk voelbaar maken is enorm belangrijk. Daar ligt een rol voor kunstenaars. Deze zomer zag je uiteindelijk het land veranderen door de droogte. Door die zintuigelijke waarneming komt de ervaring van klimaatverandering ineens dichterbij. Dat kan vervolgens in snel tempo onderdeel van ons collectief bewustzijn worden.

AA: Met andere woorden: kunst kan verbeeldingen en vertalingen maken van elementen van de werkelijkheid die anders niet onmiddellijk toegankelijk zijn voor onze zintuigen. In zekere zin is dat niet heel anders dan wat kunst altijd heeft gedaan, toch?

RJ: Behalve dan dat de hedendaagse beeldende kunst op een gegeven moment wel heel erg conceptueel en zelfreferentieel werd, waardoor het zintuigelijke en lichamelijke op de achtergrond raakte. Ik vind het zelf erg aantrekkelijk als een werk meteen iets oproept en je in beweging brengt. Dat hoef je niet meteen te snappen overigens. Dat bepaalt de keuze van werken die ik in mijn boek bespreek. Het zijn voorbeelden die ook mensen aanspreken die weinig tot geen ‘bagage’ hebben in de hedendaagse kunst. Het beeld van de geitenman (GoatMan) van Thomas Twaithes roept meteen iets op, een emotie, een lach, gedachten. De kracht van kunst is dat het jou iets laat voelen zonder dat het meteen duidelijk is wat dat precies is. GoatMan vertrekt vanuit het beeld, levert een zintuigelijke ervaring op en tegelijkertijd is het enorm gelaagd. Het is kunst die zich niet isoleert van de wereld, maar er mee werkt. Daarom vind ik de rol van techniek in de kunst ook zo interessant, omdat het daarbij gaat om de inlijving van een manier om je tot de werkelijkheid te verhouden. Technologie medieert tussen jou en de wereld en kan zo nieuwe werelden ontsluiten.

AA: Je bedenkt de term ‘artonaut’ voor de rol van de kunstenaar en je hebt daarbij speciaal aandacht voor de manier waarop kunstenaars gebruik maken van technologie…

RJ: Ja, die term zat ineens in mijn hoofd. Ik zie het een beetje als een geuzennaam. Ik wilde namelijk in taal ‘avontuur’ meegeven aan de kunstprojecten die ik als voorbeeld in het boek gebruik – GoatMan van Thomas Twaithes, Mushroom Death Suit van Jae Rhim Lee, de composities van John Luther Adams. Ik wilde hun werk positief oplichten door ze in de traditie van de ‘nauten’ te plaatsen: de zeevaarders (aquanauten), aeronauten, astronauten. In de geschiedenis van de (fysieke) verkenning van de aarde en de ruimte zie je dat die mogelijk werd door de ontwikkeling van nieuwe techniek. Wetenschap en techniek zorgen voor nieuwe perspectieven op de wereld, ze onthulden nieuwe ruimtes die zonder die techniek onbereikbaar zouden zijn geweest. Dat geeft nieuwe impulsen aan ons denken over de wereld en het inspireert kunstenaars tot nieuwe verbeeldingen. De ‘nauten’ onderzoeken nieuw terrein en kunnen dat doen bij de gratie van technologie en de wetenschap. Die houden ons niet, zoals we tegenwoordig vaak geneigd zijn om te denken, ver van de (natuurlijke) wereld, maar kunnen deze ook dichterbij brengen. Dat is een oud inzicht maar ik vind het nog steeds een heel mooie gedachte.

AA: Zie jij wat dat betreft een verschil tussen de benadering van wetenschappers en die van kunstenaars?

RJ: Kunstenaars vertrekken denk ik veel meer vanuit het zintuigelijke, vanuit het lichamelijk en vanuit empirisch onderzoek. Om Thomas Twaithes nog een keer als voorbeeld te nemen: hij vraagt zich af hoe hij de wetenschap en technologie kan inzetten om meer te leren over het leven van geiten. Hij wil het leven van geiten lichamelijk ervaren, ook al weet hij dat het uiteindelijk een kansloze missie is. Maar hij gaat ervan uit dat hoe meer hij zijn best doet, des te groter de kans is dat hij onverwachte dingen zal ontdekken. Zo'n hands-on, ambachtelijke aanpak is kenmerkend voor kunstenaars. Ze gaan zelf bouwen, zelf uitproberen. Misschien sluit hun aanpak in het algemeen dichter aan bij een zeventiende-eeuwse opvatting van wetenschap, toen wetenschappers vaak nog zelf instrumentenmakers waren. Omdat kunstenaars vanuit het zintuigelijke onderzoek doen worden hun verbeeldingen tastbaar voor anderen. Je kunt je bij Twaithes GoatMan helemaal voorstellen hoe het voelt om drie dagen lang geit te zijn en op die scheve hellingen te staan en gras te eten. Hij laat een heel sterk beeld zien dat humoristisch is en ontroert, maar dat ook vanuit filosofische en antropologisch perspectief interessant is en de moderne mens een spiegel voorhoudt.

AA: Je boek lijkt precies op het juiste moment te komen. Al bijna voor het uit was verschenen de eerste interviews…

RJ: Mijn eerste boek Iedereen een kunstenaar over de kunstenaar en de creatieve industrie kwam, als ik er nu op terug kijk, een half jaar te vroeg uit. Pas na een half jaar werd het opgepikt. Met dit boek is dat duidelijk anders. Je ziet dat er steeds meer interesse ontstaat in de vraag wat kunst kan betekenen voor het vraagstuk van het Antropoceen. De vraag die dan vaak meteen volgt is: ‘kunnen kunstenaars ook problemen oplossen?’ Nee! Zou ik zeggen. Maar wat is dan wel hun rol? De verwachtingen over wat kunst vermag kunnen meteen heel hoog oplopen. Hoe zie jij dat eigenlijk?

AA: Je ziet inderdaad dat er steeds meer interesse is in de rol van verbeeldingskracht Dat gaat in deze context over fundamenteel anders kijken naar de relatie tussen bijvoorbeeld mens en aarde, mens en de natuur. Het besef dat we die op een andere manieren moeten opvatten lijkt steeds breder te worden gedragen. Het is niet meer alleen iets waar zich een paar filosofen, kunstenaars, sociologen en ecologen in bijvoorbeeld het kielzog van Bruno Latour mee bezig houden. Iedereen die is geïnteresseerd in kunst en politiek, en waar het met de samenleving naar toe moet, begint er de noodzaak van in te zien. In die zin komt jouw boek precies op een goed moment omdat het een toegankelijke samenvatting is van de problematiek en mooi laat zien wat de rol van kunst kan zijn. De kracht is van kunst, is volgens mij dat je kunt blijven bij het probleem, dat je niet meteen in oplossingen hoeft te denken.. De GoatMan biedt een beeld dat uitdaagt om een heleboel dingen te heroverwegen. Het omlijnt niet een helder probleem waar vervolgens een oplossing voor wordt geboden. Inspelen op de gevolgen van klimaatverandering is veel meer dan uitrekenen op een app of je misschien minder melk moet drinken of vegetariër moet worden. Hoe nuttig zo’n app ook verder is. De issue die speelt, en waarvoor dikwijls die paradoxale term Antropoceen wordt gebruikt, laat zich volgens mij niet vertalen in een stel simpele handleidingen. Al die simpele dingen (minder vlees eten, geen auto rijden, minder CO2 uitstoten) moeten we ook doen, en daar ligt een rol voor vormgevers, en voor activisme. Maar activisme functioneert alleen maar echt goed wanneer er ook de wil is om langer stil te staan bij het probleem, realiseren dat je vier, vijf lagen dieper moet graven, dat er geen simpele oplossingen zijn. Precies daar zie ik het belang van het activeren van de verbeeldingskracht. Dan kan ons wereldbeeld, ons idee van wat de werkelijkheid is, en wat belangrijk is gaan verschuiven of kantelen. Kunst en filosofie kunnen daarbij openingen creëren zonder in simplificaties te vervallen. Als je in simplificaties vervalt ligt de technofix op de loer, een probleem dat jij ook signaleert in je boek.

RJ: Ik heb een tijdje geleden een stukje voor de Science Guide geschreven, dat heette ‘Liefde voor het probleem niet voor de oplossing’ waarin ik precies dat zeg. Ik zie dat ook studenten snel de neiging hebben om meteen oplossingen te bedenkeng. ‘Definieer het probleem. Ok, duidelijk. Nu de oplossing. Door naar start, want we willen aan de slag. Dat probleem moet uit de weg.‘ Maar je komt dan met oplossingen die morgen misschien werken en leuk zijn, maar zijn ze dat ook nog over twee jaar  werken ze ook op grotere schaal?. Als je je wilt engageren met zoiets als klimaatverandering, dan moet je – hoe gek dat ook klinkt - van het probleem gaan houden. Dan moet je denken: het is zo complex en zo fascinerend, ik wil me daar héél lang in vast bijten. Dat maakt het trouwens ook interessant voor een kunstenaar.

AA: Je moet je ook engageren, want het gaat niet weg.

RJ: Inderdaad. Ik zeg altijd tegen mijzelf: ‘het is hét grote verhaal van onze tijd, misschien wel van onze gehele geschiedenis als soort, een grandioos spannend avontuur zonder duidelijk eind waar jij onderdeel van mag zijn.’ De meeste mensen hebben eerder het idee dat ze in een trein zitten die heel hard richting de afgrond rijdt en dat er daarom geen tijd meer is om te gaan rondzwerven en afdwalen. Dat is begrijpelijk, maar dodelijk voor engagement en creativiteit. Natuurlijk, er moet ook actie worden ondernomen. Activisten en ontwerpers ontwikkelen wat dat betreft heel zinnige dingen, maar je moet kunnen blijven rondzwerven en afdwalen. Ik moet in deze context vaak denken aan mijn atletiekcoach die altijd benadrukte dat je bij het sprinten – nooit mijn beste onderdeel – moet proberen te ontspannen. Hij zei; ‘weet je wat jij niet doet, je ontspant niet in je sprint, je moet ontspannen sprinten, dan ga je sneller’. Dat lijkt een tegenspraak, maar toppers weten heel precies dat als je ontspannen sprint je je lichaam in de volle potentie gebruikt. Zo werkt het ook met dit vraagstuk. Je moet de ernst van de situatie inzien en we moeten er mee aan de slag, maar we moeten niet verkrampen. Een soort speelsheid moet behouden blijven, en die vind ik vaak in het werk van kunstenaars. Kunstenaar komen niet met oplossingen, maar zorgen wel voor een nieuwe sensibiliteit.

AA: Zo ontwikkel je wellicht een gevoeligheid en mentale veerkracht die nodig zijn in een wereld die almaar verandert. Dat is een ander niveau dan de politieke beslissing om de begroting voor het ophogen en de versterking van dijken al dan niet te verdubbelen. Kunst houdt zich bezig met die sensitieve voorbereiding op de toekomst. Daarom vond ik altijd het idee van Timothy Morton aantrekkelijk om ervan uit te gaan dat de grote ramp niet in de toekomst ligt, maar al heeft plaatsgevonden – wat in zekere zin ook het geval is. ‘The apocalypse has already happened.’ Dat bedoelt hij vooral als een soort psychologische structuur. De ramp is al gebeurt, we zijn aan het wennen aan de situatie die daarna komt. Dat is een productiever beeld dan die trein die doordendert.

RJ: Daarbij komt dat we er niet van uit hoeven te gaan dat we in de best denkbare wereld leven. Integendeel, er is genoeg aan te merken op deze wereld waar we nu in zitten. De toekomst kan ook heel anders zijn, rijker (niet in financiële zin) dan hij nu is. Die mentale, zintuigelijke voorbereiding op een andere wereld, lijkt me een nobele taak voor kunstenaars.

AA: Waar ben je nu mee bezig? Wat wordt je volgende boek?

RJ: Ik wil mij het komend jaar meer gaan verdiepen in de geschiedenis van grote maatschappelijke veranderingsprocessen en wat we daar van zouden kunnen leren. Dit met het oog op de grote uitdaging waar wij als samenleving voor staan om te ecologiseren. Ik vertrek daarbij voornamelijk vanuit een sociologische perspectief, en stel de vraag wat het voor ons als samenleving zo moeilijk maakt om in het dagelijks leven met het idee van klimaatverandering om te gaan. Op het moment lees ik het boek Living in Denial van de Noorse socioloog Kari Marie Norgaard over een dorp in Noorwegen dat begin deze eeuw werd geconfronteerd met een enorm warme winter. Dat had een enorme impact omdat het een skigebied is en de sneeuw uitbleef. Er werd in het lokale nieuws wel een link gelegd naar klimaatverandering, maar leidde niet tot gedragsverandering binnen de gemeenschap. Norgaard heeft er etnografisch onderzoek gedaan en een van haar bevindingen was dat er een sociaal taboe ligt op spreken over klimaatverandering. Mensen zijn zich wel bewust van het probleem, maar het wordt sociaal ontkent. Je mag er een grapje over maken, maar daarna houdt het op. Je gaat het er niet over hebben tijdens het eten, anders krijg je een heel negatieve sfeer. Dat is erg herkenbaar en heeft verreikende implicaties. Het geldt niet alleen voor Noorwegen, het geldt ook (nog steeds) voor ons.

AA: In met name Noord-Noorwegen is de impact van klimaatverandering al veel langer voelbaar. Toen ik met Lucas van der Velden en Annette Wolfsberger van Sonic Acts in 2012 voor het eerst naar Kirkenes in Noord-Noorwegen en Nikel in Rusland gingen, raakten wij heel geïnteresseerd in de impact van klimaatverandering die daar zichtbaar is in de economische ontwikkelingen en de daaraan gekoppelde economische speculatie: mogelijke exploitatie van olie- en gasvelden in de Barentszee, toename van de scheepvaart door de Noordoostdoorvaart, groter geopolitiek belang voor het Arctisch gebied. Maar de eerste reactie in Kirkenes op het idee om iets met klimaatverandering te doen was ‘ja, dat weten we nou wel, zullen we niet liever een spannend kunstproject ontwikkelen’. Uiteindelijk hebben we beide gecombineerd.

RJ: Ik vind het heel fascinerend hoezeer dit probleem van een hele andere orde is dan de andere problemen die we kennen. Klimaatverandering is in zekere zin geen wetenschappelijke probleem meer. De wetenschap heeft haar werk al gedaan. De boodschap is er. Het is nu vooral een politiek en sociaal-cultureel probleem. Hoe intervenieert klimaatverandering in de levens van mensen, wat het doet het met hun verlangens, gevoelens, ideeën? En hoe spelen politici hier op in ? Wat voor taal gebruiken ze? Welke sets van waarden en normen roepen ze aan? Dat soort vragen houden mij nu bezig. Wat dat betreft hebben conservatieven, ik denk dan in eerste instantie dan even aan de Amerikaanse Republikeinen, zich de afgelopen decennia veel meer verdiept in hoe de menselijke psyche in elkaar steekt. Ze begrijpen vaak veel beter dan linkse democraten waardoor mensen worden gedreven .Emotionele drijfveren zijn ontzettend belangrijk. Juist ook in de milieubeweging, die nog steeds vaak een erg rationalistische of abstracte manier van redeneren en communiceren heeft. Door bijvoorbeeld ‘het milieu’, ‘de planeet’ of ‘toekomstige generaties’ op te voeren als het uitgangspunt van hun collectieve strijd plaatsen hebben ze het vraagstuk op een dieper, subliminaal niveau, buiten het directe leven van mensen geplaatst. Natuurlijk, het staat daar niet buiten, maar legt dat maar uit aan iemand die de hele dag tussen de bakstenen leeft. Het duurzaamheidsvraagstuk mist bezieling.

AA: Je raakt dan ook aan de rol van mainstream media, en aan de vraag hoe kennis van het ene domein naar het andere migreert. Hoe waardes worden overgedragen. Waar ontstaat een emancipatiebeweging, een grotere beweging? Dat heeft ook allemaal te maken met gedeelde waardes en drijfveren, iets waar je je bij aan wilt sluiten. Daar is in de afgelopen dertig jaar wel het een en ander verloren gegaan. In de afgelopen zomervakantie las ik het boek Anarchisten in Drenthe. Levensherinneringen van een veenarbeider van Harmen van Houten uit 1977, hij kijkt daarin terug op zijn betrokkenheid bij de anarchistische beweging in het begin van de twintigste eeuw. Ik vond het boek op een camping in zo’n ruilkast, waar het tussen de Dan Browns en Danielle Steele’s stond. Dan zie je hoe enorm de wereld is veranderd. Intrigerend om te lezen hoe toen de (politieke) mobilisering direct samenhing met strijd voor betere omstandigheden. Op zich een bekend gegeven, maar dat de anarchisten in de eerste decennia van de twintigste eeuw meer aanhangers hadden dan de socialisten was voor mij zo goed als nieuwe informatie. Wat weten we daar nu nog van…

RJ: Daarom wil ik ook het verleden induiken. Er is inderdaad denk ik veel kennis en ervaring verloren gegaan. We hebben afgelopen decennia in een wereld van enorme welvaart, consumentisme én a-politisering geleefd. Politiek werd lange tijd niet meer geacht relevant te zijn voor individuen. Nu zie je dat het echt nodig is om een collectieve beweging vorm te geven, maar dat we de kennis kwijt zijn hoe je die organiseert. Veel mensen zijn zo getraind om als consument te denken – je eet wat minder vlees, je laat de auto een keer staan – dat ze, als het om politiek gaat, ook alleen op dat niveau kunnen denken. Hoe komen we daar uit? Ook dat vind ik iets om me in vast te bijten. Wat kun je doen naast je consumptiepatroon aanpassen? Hoe de Divestment-beweging nu voet aan de grond krijgt, is heel interessant. Het begint heel klein met een zet die geen consumentenzet meer is, maar die ook niet meteen betekent dat je de politiek in gaat, of dat je lid wordt van een politieke partij. Omdat we zo gewend zijn om de wereld vanuit een individueel consumentenperspectief te ervaren, kunnen we het ons nog moeilijk voorstellen onderdeel te zijn van een collectieve beweging. Toch denk ik dat de tijd daar wel weer rijp voor is. Hoe, wat en op welke manier, dat is de vraag.

some rights reserved
Arie Altena
index