Arie Altena
index

Medien Kunst Netz

ARIE ALTENA


Wat is mediakunst? Is mediakunst een specifiek genre? Gaat mediakunst gepaard met een bepaalde, duidelijk afgebakende esthetica? Of is mediakunst een overkoepelend begrip, met als onderafdelingen bijvoorbeeld 'videokunst', 'netkunst', 'elektronische kunst', en sluit ze heel verschillende esthetica's in? Wat voor kunst mag het etiket mediakunst dragen? Wat voor projecten en werken voldoen aan de eisen? Welke niet?

Het zijn academische kwesties. Maar de antwoorden die op zulke vragen worden gegeven zijn veelzeggend. Met die antwoorden en definities worden posities afgebakend. Iemand met autoriteit zegt: 'dit' is mediakunst, en 'dat' is iets anders. Een kunstcriticus stemt in, of verschilt van mening. Zo wordt een 'strijd' gevoerd; een strijd over het 'ware belang van de kunst', de 'werkelijk actuele esthetica', over 'goede' en 'slechte' kunst, 'progressieve' of 'conservatieve' kunst. De antwoorden spelen, bij het verstrijken van de tijd, een grote rol bij het vastellen van wat wel en wat niet tot de canon gaat behoren, wat er wordt onthouden en wat in de vergetelheid raakt. Dat kun je een vorm van cultuurpolitiek noemen. Het is de vraag hoe die cultuurpolitiek (laten we het zo noemen) wordt gevoerd. Geniepig wordt het pas wanneer de gegeven antwoorden al te eenzijdig zijn, of zelfs vooringenomen. Eenzijdigheid en vooringenomenheid pik je nog van een kunstenaar. Van critici en instituties verwacht je ruimere antwoorden en goede argumenten die niet a priori vanalles uitsluiten. 'Dit' wel en 'dat' niet.

En is het nodig om een discussie over kunst en kunstgeschiedenis altijd op te hangen aan labels en etiketten? Is het niet beter om een spannende visie op kunst te verwoorden, op kunstwerken, op wat er allemaal gebeurt, hoe het allemaal samenhangt: kunst, technologische ontwikkelingen, computercultuur, popcultuur; in plaats van afbakenen en uitsluiten: binnenhalen en contextualiseren.

Het web is een medium dat zich leent voor binnenhalen (linken) en contextualiseren. Zo is er sinds enige maanden een prachtige site over mediakunst: 'http://www.medienkunstnetz.de', met teksten in Duits en Engels, biografieën van mediakunstenaars, beschrijvingen van werk, illustraties -- zelfs filmmateriaal --, en achtergrondartikelen. Het is een site waaraan je, ook als serieus onderzoeker, zonder blikken of blozen kunt refereren. Het is een site die je studenten aanraadt en die ik zelf regelmatig raadpleeg. Ik klik dan heen en weer, van biografie naar en stukje achtergrondtekst, naar beschrijving, naar biografie. Het web zoals het web is bedoeld: terwijl je klikt reflecteer je over de samenhang. Er is zoveel te vinden, dat de vraag naar welk beeld van de mediakunst op deze site wordt geschetst, bij mij nog nauwelijks was opgekomen, zoveel moois viel er te vinden.

Medienkunstnetz is tot stand gekomen dankzij een samenwerking tussen een aantal gerenommeerd (Duitse) instituties en staat onder redactie van Rudolf Frieling (ZKM, Karlsruhe) en Dieter Daniels (HBG, Leipzig). De multimediale, tijdsgebaseerde en procesgeoriënteerde mediakunst, zo stellen zij, komt niet goed tot haar recht in een boek. Maar omdat de serieuze kunstwetenschap en cultuuroverdracht dus nog steeds erg op drukwerk is georiënteerd, heeft men besloten om ook twee dikke boekwerken uit te geven, met daarin een groot deel van de artikelen die op de site staan. Het is een teken des tijds: enerzijds ontkom je er niet aan om op het internet te publiceren (wat niet op internet staat, bestaat niet voor de 'generatie google'), anderzijds is een 'landmark' (bijvoorbeeld een boek) nodig om aandacht te genereren en een rol te spelen in een academisch debat. Pas met een boekpublicatie maak je een herkenbaar en tastbaar 'punt -- tenminste voor wie niet tot de generatie google behoort.

Als frequent bezoeker van de site had ik de achtergrondartikelen alleen stukjes tot me genomen. De uitgave van de twee boeken was voor mij een aanleiding om ze eens goed te lezen. Het was geen onverdeeld genoegen. Het probleem dat mediakunst slecht tot haar recht komt in drukwerk blijkt, een boek zonder illustraties te betekenen. 'Tja, als ik voor de illustraties naar de site moet, dan lees ik de tekst wel op m'n laptop.' Maar dat is geen voldoende verklaring voor een irritatie die tijdens het lezen groeide.

Deel 1 is een overzicht van de mediakunst; Dieter Daniels schrijft over mediakunst in de eerste helft van de 20ste eeuw en over televisie; Sökle Dinkla over nieuwe vormen van vertellen; Inke Arns over participatie en interactie; Golo Föllmer over geluidskunst, enzovoorts. In deel 2 worden een aantal sleutelonderwerpen behandelt zoals: beeld & geluid; cyborgs; digitale fotografie; mapping; softwarekunst. In de afgelopen jaren werden aan die onderwerpen tentoonstellingen gewijd -- meestal aan het ZKM. Zo is Steve Dietz' Public_Spheres geschreven in het kader van Making Things Public dat nog deze zomer (2005) in Karlsruhe te zien is. Met de structuur en inbedding van dit boek lijkt het dus wel goed te zitten.

Het boek confronteert je met aspecten die je op het web nooit waren opgevallen. Zo wordt de institutionele samenwerking veel te uitgebreid benadrukt. Dat irriteert op den duur en wekt de indruk dat we niet te maken hebben met een spannend overzichtswerk, maar met een cultuurpolitieke verdediging van de betreffende instituties en hun visie op mediakunst. Dat irriteert met name in de artikelen van de samenstellers Frieling en Daniels. Hun idee over mediakunst is nogal specifiek, zo niet eenzijdig en soms zelfs wat merkwaardig.

Neem de drie oermomenten van de mediakunst van na 1950, zoals Dieter Daniels ze onderscheidt. Zijn keuze is veelzeggend: Lucio Fontana's televisiemanifest uit 1952; Cage's vroege composities met radio's en diens 4"33"; en Debord's film Hurlements en faveur de Sade. Fontana heeft nooit werk voor televisie gemaakt, zijn manifest was een utopisch voorstel. Daniels stelt dat er van Cage's stukken in principe geen opnames zijn omdat ze alleen betekenis hebben in het hier en nu van de uitvoering. (Daniels' interpretatie van Cage is enigszins curieus). Debords film is er een zonder beeld. Drie oermomenten die schitteren door afwezigheid (als we tenminste Daniels wat curieuze Cage-interpretatie volgen).

Deze keuze tekent een visie op de mediakunst waarbij gezocht wordt naar het anti-mediale, naar een houding vanuit het negatieve, een nulpunt. Dat kan geduid worden als een (extremistisch) avant-garde uitgangspunt, dat als perspectief om zicht te krijgen op de geschiedenis die geschiedenis noodzakelijkerwijs reduceert -- en deze tevens inkadert in een vervolgverhaal waarin het kunstwerk naar een nulpunt tendeert (het zwarte of het witte schilderij). Hoe spannend en intrigerend ik die radicale avant-garde ook vind, het is een visie die de kunst (en de cultuur) tekort doet omdat er te weinig aandacht is voor kunst die gebruik maakt van (nieuwe) media om (klassiek...) schoonheid te creëren, of nieuwe expressiemogelijkheden te exploreren, en geen aandacht voor culturele praktijken die niet a priori binnen de kunst vallen, maar deze wel beïnvloeden. En gek genoeg zorgt het er ook voor dat zelfs kunst die geen mediakunst in strikte zin is, buiten beeld verdwijnt.

De indruk wordt gewekt dat mediakunst zich exclusief afspeelt in het afgesloten (media)kunstdomein. In het hoofdstuk over televisie gaat het wel over de ondermijnende televisiekunst van Nam June Paik en Wolf Vostell, maar er wordt geen enkele brug geslagen naar experimentele film of documentaires die voor de televisie werden gemaakt of op televisie te zien waren. Nee, als het om televisie gaat is Gerry Schums televisiegalerie richtinggevend: als een kunstwerk.

Kenmerkend voor de afbakeningswoede van dit boek is het moment waarop wordt gerefereerd aan de realisatie voor televisie van Beckett's He, Joe (1966). Ah, interessant denk je, nu gaan we grensoverschrijdend denken. De deur gaat meteen dicht: Becketts link met de televisie loopt namelijk niet over de intermediakunst, aldus Daniels, maar over een ouder genre, het hoorspel. Dus daar hebben we het niet over. Die uitspraak -- ook al klopt ze -- toont dat de inzet van het boek het vrijwel kritiekloos naar voren halen van een specifieke, avant-gardistische mediakunsttraditie is. Een perspectief van opzij, dat aan die canonieke voorstelling knabbelt, wordt meteen buitenspel gezet. Dat is jammer. Alsof er niets opnieuw te onderhandelen valt. De afbakeningen zijn al gemaakt. Dat irriteert, vooral omdat er bijna nergens wordt verwezen naar afwijkende opvattingen, en de teksten niet erg open en spannend zijn geschreven.

Omdat Medienkunstnetz een overzicht is, zijn veel artikelen ook een opsomming van kunstenaars en mediakunstwerken. Wie is in deze bundel wordt genoemd heeft het 'gehaald', die krijgt het keurmerk 'ware mediakunst' opgeplakt. Je gaat je afvragen wie er ontbreken.

De namen van John Maeda en Casey Reas vallen bijvoorbeeld nergens, ook niet in het hoofdstuk over 'generative tools'. Blijkbaar heeft men niets op met MIT (waaraan Maeda en Reas verbonden zijn)? Je kunt wellicht hard maken dat Maeda's invloed tot de vormgeving beperkt blijft, maar rondom de door Casey Reas en Ben Fry ontwikkelde programmeeromgeving processing heeft zich toch een levendige scene van generative art ontwikkeld. Of je er nu van houdt of niet, het zou vermeld moeten worden. Blijkbaar vliegt het onder de radar door.

Natuurlijk bevat het boek ook mooie artikelen die tot denken aanzetten. In Read-me, run_me, execute_me richt Inke Arns de aandacht op de schoonheid en de expressiemogelijkheden van de code. Daarin onderscheidt ze softwarekunst van generatieve kunst. Generatieve kunst focust op de oppervlakte (het beeld dat door software wordt gegenereerd), terwijl softwarekunst de aandacht vestigt op de code zelf. In haar verdediging van softwarekunst boven generatieve kunst is weer een avant-garde esthetica te herkennen, maar omdat het kunsthistorische verhaal hier nog lang niet vastligt, lokt haar visie discussie uit. 'Softwarekunstenaars' als Alex McLean, (uit de Live Coding scene) stellen dat de esthetische waarde van een algoritme in de uitvoering ervan ligt, niet in de geschreven vorm, terwijl Arns juist esthetische waarde hecht aan de code zelf. Andere argumenten tegen Arns visie zouden kunnen zijn dat zij veronachtzaamt dat er ook generatieve kunst die juist focust op het generatieve aspect zelf. Voorts dat het werk dat zij weg zou willen zetten als 'generatief' artistiek gezien niet zelden van grotere waarde is dan de softwarekunst die zij noemt. Het is bovendien de vraag of haar definitie van softwarekunst, die erg steunt op de meest recente Transmediale's wel steekhoudend is. (Softwarekunst bestaat langer dan 4 jaar). Omdat zij haar visie op een open manier naar voren brengt, zorgt het voor een spannend artikel, dat uitdaagt tot verder denken. Zoiets geldt ook voor het artikel van Josephine Bosma, de enige die verwijst naar de in 1970 door Jack Burnham's gecureerde tentoonstelling Software. Bosma maalt veel minder om de vraag of iets wel kunst is, dat is verfrissend.

Ik prefereer een inclusiever perspectief op mediakunst, een visie die niet zoveel uitsluit, die minder zegt 'dit' wel en 'dat' niet, een die minder a priori afbakent. Is het niet veel spannender om ook te redeneren vanuit de technologische en culturele ontwikkelingen, in plaats van steeds binnen het kader van wat al (door instituties) als kunst wordt opgevat? Is het niet veel spannender om ook te kijken naar andere definities van mediakunst, in plaats van alleen je eigen visie te promoten? Is het niet veel spannender om eerst los te komen van een avant-garde esthetica (om deze daarna, in getransformeerde vorm, weer binnen te halen), dan om uitsluitend met een avant-garde blik naar de mediakunst te kijken?

Kortom, wie tot de generatie google behoort, beperkt zich liever tot de website. Daar ligt de nadruk veel meer op kunstwerken, projecten en afzonderlijke kunstenaars, waardoor de eenzijdige visie minder irriteert, en er meer ruimte is voor eigen interpretaties.

Dieter Daniels, Rudolf Frieling (red.)
MedienKunstNetz / Media Art Net, 1 & 2
Springer Verlag, Wenen, New York
ISBN: 3 211 00570 6 /3 211 23871 9
320 pp, euro 49
tweetalig, Duits / Engels

http://www.medienkunstnetz.de
http://www.mediaart.org

Gepubliceerd in Cut-Up http://www.cut-up.com
some rights reserved
Arie Altena
index