Arie Altena
index
Radio is een oud medium dat, net als het boek, overleeft. Televisie heeft de radio niet werkelijk kunnen verdringen; wie denk dat radio in tijden van grootschalig cd-rippen en mp3-sharen, een van z'n belangrijkste functies (het verzorgen van de dagelijkse muzikale achtergrond) heeft verloren, heeft het mis. Radio is springlevend. Maar radio heeft zoveel verschillende technische vormen heeft aangenomen, en is met zoveel metaforische betekenissen geladen (denk bijvoorbeeld aan de radioperformances van LIGNA), dat je nauwelijk nog kunt spreken van 1 radio. Er zijn vele radio's, radio is in beweging.
Traditioneel gezien is radio een signaal dat door de 'ether' wordt verzonden, en kan worden opgepikt door een radio-ontvanger. Radio 538, Radio 4, BBC3, 747AM -- ja, zelfs de middengolf leeft nog in Nederland. De grote dagen van de illegale, alternatieve radio zijn in de ether voorbij, wie het FM-spectrum afzoekt zal nauwelijks nog 'piraten' vinden, maar de ouderwetse radio heerst nog op de werkvloer -- terwijl ik dit schrijf waait radio 538 binnen, het ritme waarop de kozijnen worden geschilderd.
Op antenne mag het aanbod beperkt zijn,en gericht op de grootste gemene delers, op het internet zijn honderduizenden radiostations te ontvangen. Grote publieke stations, oude alternatieve stations en de opvolgers ervan, enthousastelingen die hun eigen mp3 collecties streamen. Sinds het internet zijn radiofonie en geluidskunst geen namen van een genre dat je nauwelijks te horen krijgt, de programma's zijn beschikbaar, luisterbaar, internationaal. Er ontstaan nieuwe groepen luisteraars rond alternatieve 'radiostations'.
Wanneer noemen we het radio? Als het stroomt, in plaats van als archief beschikbaar is? Is Last.fm, een soort internetradio, waarbij je inlogt op streams van andere luisteraars die overeenkomen met jouw profiel, radio? Het heeft weinig zin om daarover te bakkeleien, als (bijna) iedereen dit radio noemt, en het de functie van de oude radio overneemt. Radio bloeit.
Een interessante aspect is dat 'ether' kan worden opgevat als publieke ruimte en als publicatie- c.q. tentoonstellingsruimte. Als 'frequenties' schaars zijn, en als er onvoldoende bandbreedte is, is dat een problematisch concept omdat onder druk van de commercie de toegang tot die ruimte wordt ingeperkt. Dat zou echter voorbij moeten zijn bij digitale radio dat nu eindelijk ook in Nederland wordt ingevoerd; dat maakt, technisch gezien, een einde aan frequentieschaarste. Schaarste van bandbreedte geldt in beperkte mate op het internet.
Het New Yorkse PS1 had dat goed door en begon een radiostation. De curator-opleiding van de Appel nam dit jaar radio als uitgangspunt voor de gezamelijke tentoonstelling: Radiodays. (Als een radiostation een tentoonstellingsruimte is, dan kun je er ook subsidie voor aanvragen.) Verschillende aspecten van radio werden onderzocht, theoretici geïnterviewd, de interviews werden programma's, dagelijks werd er door kunstenaars en curatoren radio gemaakt, soms met het enthousiasme van de liefhebber, soms door kunstenaars die het radiomaken als kunst zien. Het leidde tot een mengeling van radiokunst, radio over radio, theorie over radio, en conventionele radioprogramma's als rondetafelgesprekken en 'lekker plaatjes draaien'. Een fijne mix. Een verwijzing naar de glorietijden van de alternatieve radio werd door sommigen gemist, daar staat tegenover dat er radio werd gemaakt, alsof er een alternatief station werd gerund. De fysieke tentoonstellingsruimte was een ambient installatie, met in het middelpunt de studio. Strak vormgegeven, veel wit, fraai belicht, vrij toegankelijk, op de wanden urls van internetstations, modernistische zitjes.
Qua feel was het meer iBook en iPod, het goed gemarkete design van Apple, dat appeleert aan goede minimalistische smaak. Dat is misschien nog het grootste verschil. De oude radio was een rommelige donkere studio, in het geval van de alternatieve radio verstopt in een kraakpand, voorzien van crappy mengtafels en krakkemikkige apparatuur. De nieuwe radio tooit zich met het design van de iPod. Liefst wit, klein, glow-in-the-dark.
Daarmee belanden we ook bij de nieuwste vorm van radio: podcasten, dat momenteel, door de mateloze populariteit van de iPod een grote vlucht neemt. Deze nieuwe radio wordt gemaakt op een laptop, en lijkt op het bijhouden van een blog. Het wordt radio genoemd, maar in feite betreft het mp3-bestanden die op websites worden aangeboden. De truuk zit 'm in de techniek: je abonneert je iPod op een podcast, en elke keer als je je iPod op je computer aansluit, zoekt deze of er nieuwe programma's zijn, en laadt deze. Het is de infrastructuur van de iPod gekoppeld aan Internet en zogenaamde RSS-feeds die van opgeslagen mp3-bestanden radio maakt. (We gaan toe naar iPods en laptops die, voorzien van wifi, in elkaars nabijheid een netwerk vormen en zo een vorm van shared radio mogelijk maken). Zo luisteren mensen tijdens de ochtendspits in trein of auto naar de nieuwe podcasts, in plaats van naar radio 538. Bij de huidige techniek kan iedereen radio maken en z'n programma's verspreiden. Iedereen die wil, is radio-DJ. Wat bij Radiodays door de geïnterviewde Hans-Ullrich Obrist werd voorgesteld als een utopie (de ether als publieke tentoonstellingsruimte, je eigen radio maken, nieuwe radiovormen ontwikkelen), is in zekere zin praktijk. Wat niet wil zeggen dat het een gerealiseerde utopie is. De meeste podcasters schijnen vooreerst radiopresentator te spelen, naar het voorbeeld van podcastguru Adam Curry.
Gepubliceerd in Metropolis M 2005
http://www.metropolism.org
some rights reserved
Arie Altena
index