Arie Altena
index
Arie Altena
verschenen in Krisis, "Nieuwe Media", zomer 2001.
In de populaire cultuur is transcendentie een betrekkelijk ongecompliceerd begrip; wat niet per se impliceert dat de specifieke invulling van de transcendentie ongecompliceerd is. William Gibson beschreef in zijn cyberpunkklassieker Neuromancer (1984) de ervaring van het inpluggen in cyberspace als een (quasi-) mystieke ervaring. Het werd een gemeenplaats. The Matrix, Hollywoodhit van 1999, gaat over het verlangen de waarheid te kennen, over het wegnemen van de leugen van de computergegenereerde virtuele realiteit, hetgeen, afhankelijk van je voorkeuren, in o.a. boeddhistische of Marxiaanse zin geïnterpreteerd kan worden.
Nieuwe technologieën, zeker de computer, doen dromen over het met nieuwe technologische middelen overstijgen van de beperkingen van het hier en nu. Het zijn dromen over het binnentreden in een andere, kosmische, goddelijke, heilige, of gewoon mooiere wereld; een wereld waarin de schellen je van de ogen vallen en de waarheid getoond wordt; waarin de beperkingen van lichamelijkheid opgeheven worden, of de benauwende culturele definities van mannelijkheid en vrouwelijkheid niet geldig zijn.
Zijn het nieuwe dromen over transcendentie? Wordt er, in laattwintigste-eeuwse verbeeldingen, een andere, nieuwe, voorheen ondenkbaar hoop en een ander verlangen in uitgedrukt? Is er sprake van een breuk tussen oude en nieuwe verbeeldingen van transcendentie? Op zulke vragen geeft Inez van der Spek, impliciet antwoord in haar boekje Eindeloze Lichamen, een verzameling van deels eerder gepubliceerde artikelen en lezingen.
Van der Spek was in Nederland één van de eersten die de theorieën van Donna Haraway verwerkte. De afgelopen jaren heeft Van der Spek zich als onderzoekster voor religie en literatuur vooral gestort op theologische thema's. In Eindeloze Lichamen onderzoekt zij welke betekenissen transcendentie gekregen heeft in de laattwintigste-eeuwse literaire en populaire technologische verbeelding. 'Wat gebeurt er wanneer onze verbeelding andere werelden dan de 'werkelijke wereld' schept? En welk lot is het lichaam beschoren in deze alternatieve werkelijkheden, die een hemel of een hel kunnen zijn, het eeuwige leven, volgende levens, utopia's, dystopia's en virtuele werkelijkheden? En hoe verhouden zulke werelden van de verbeelding zich tot de feitelijk geleefde levens van mensen?' (p. 14). De teksten die zij op deze verbeelding onderzoekt, varieëren van de literatuur van Ingeborg Bachmann en Louise Erdrich tot de SF van Triptree, Pamela Zoline en Octavia Butler, van Tarkowski's Solaris tot de Hollywoodblockbuster Contact.
Transcendentie is bij Van der Spek een actie, niet een staat. Het eigenlijke moment van transcendentie ligt in het verlangen naar transcendentie. En al zou je wellicht anders verwachten, ook in de Hollywoodfilms en de cultklassiekers van de feministische SF, zo tonen Van der Speks analyses, zijn de verlangens om het dagelijks lijden te ontstijgen of in contact te komen met het andere, niet zomaar escapisme of een reis naar een andere wereld.
In haar artikel over James Triptree (de SF-schrijftster waarop Van der Spek promoveerde) en Louise Erdrich, (Amerikaans schrijfster van Chippewa-Duitse afkomst) concludeert ze: 'Transcendentie, transcenderen, hoeft niet noodzakelijk te verwijzen naar de geest die het fysieke bestaan ontvlucht. Het zou ook kunnen begrepen worden als het ingaan in de diepste ervaring van het lichamelijk bestaan' (p. 27). Deze transcendentie in het lichaam ziet Van der Spek als een waardevolle herformulering van het begrip. Het is een vorm van transcendentieverlangen, gekoppeld aan het alledaagse, die ze herkent in veel literatuur van vrouwen.
Bijna de helft van Eindeloze Lichamen gaat over de met transcendentieverlangens verbonden apocalyptische verbeelding. Van der Spek vindt een apocalyptische verbeelding waarin de apocalyps het scheppend open maken van de geschiedenis is, en niet een gewelddadig afsluiten ervan, vruchtbaar in de hedendaagse wereld. In het werk van Bachmann, Haushofer en Slonczewski herkent ze zo'n verlangen naar een breuk met de gesloten werkelijkheid. Ze noemt dit, in navolging van Catherine Keller, een open/ende apocalyps waarin mogelijkheden voor de toekomst verschijnen (p. 61 - 62).
Door de laattwintigste-eeuwse dromen over het openbreken van een gesloten werkelijkheid te linken met het boek Openbaringen en door SF en 'hoge' literatuur in samenhang te behandelen, creëert Van der Spek impliciet een continuïteit in de verbeelding van transcendentie en apocalyps. Zij huldigt, terecht, de visioenen die computertechnologie in de literatuur oproept als een voortzetting met nieuwe middelen van de verbeelding van tijdloze dromen en verlangens.
Van der Spek neemt het begrip transcendentie vrij breed; gezien haar onderwerp is dat terecht, en haar interpretaties geven haar gelijk. Het gevaar is wel dat de grens tussen het 'verlos me van mijn dagelijkse sleur' en transcendentieverlangen erg dun wordt. Anderszijds, ze stelt zelf expliciet dat ze het begrip niet wil zuiveren van zulke connotaties, ook niet van connotaties met de kick. Het aanbrengen van een strikte scheiding tussen correcte en verkeerde voorstellingen van transcendentie is volgens haar zelfs onmogelijk. En wat ze zeker niet wil, is transcendentie gelijk stellen aan 'het goede'. Daarmee staat haar opvatting van transcendentie open voor kritiek.
In haar nawoord trekt Van der Spek wel een duidelijke grens tussen transcendentie en overschrijdingsgevoelens bij kicks. Transcendentie is voor haar verbonden met genade: 'kicks kun je bereiken met voldoende geld en vrije tijd maar genade laat zich per definitie niet afdwingen of organiseren' (p. 117). Een tweede onderscheid is dat het verlangen naar de kick voortkomt uit een gebrek aan lijden (uit verveling parachutespringen en bungeejumpen), terwijl het verlangen naar transcendentie wortelt in het lijden. Het zou interessant zijn om dit onderscheid tussen kick en transcendentie verder uit te werken.
De artikelen in Eindeloze Lichamen zijn voor een niet per se filosofisch geschoold publiek geschreven. Van der Spek is er goed in geslaagd om haar interpretaties en inzichten toegankelijk te verwoorden. De besproken teksten en films staan in het middelpunt, en ze onderbouwt haar visie en interpretaties met nauwgezette samenvattingen en raak gekozen tekstpassages. Ze heeft geen voor de buitenstaander 'ingewikkelde' theorieën nodig om haar punt te maken, en wanneer ze verwijst naar theologische of filosofische inzichten van anderen, is haar weergave daarvan glashelder.
Waarom ben ik dan niet laaiend enthousiast? Als literatuurwetenschapper heb ik een leuk boek gelezen en ik knik instemmend bij haar interprestaties, maar verder...Mijn lauwe gevoel heeft zeker te maken met het feit dat sommige artikelen al vrij oud zijn (het oudste dateert van 1991), en er op de door Van der Spek bestreken gebieden de afgelopen jaren veel gebeurd is. Hoe recenter de artikelen, des te beter vond ik ze. En de vraag aan welk gebied haar inzichten een bijdrage zijn, speelde mij parten. Het kan zijn dat juist de praktische en vrij ongecompliceerde invulling van transcendentie, zoals die vormkrijgt in de literaire en populaire verbeelding, voor sommige filosofen een eye-opener is. Ook de vanzelfsprekendheid waarmee technologie door Van der Spek geconceptualiseerd wordt als verweven met de wereld en menselijke subjectiviteit, niet als vreemd of extern aan de mens, kan voor sommige theologen en filosofen als een prettige verrassing aankomen.
Maar ik had zo graag gezien dat het boekje echt iets zou veranderen in mijn visie op SF, de literatuurgeschiedenis, technologie of transcendentie. Meer zoals Sadie Plant in haar bestseller Zeros and Ones de geschiedenis van computertechnologie volledig herschrijft vanuit vrouwelijk perspectief. Met als resultaat dat, wat er ook tegen haar visie in te brengen is, niemand die geschiedenis nog vanzelfsprekend als een geschiedenis van mannen kan beschouwen, noch computertechnologie als essentieel mannelijk. Nu kan er natuurlijk maar een Sadie Plant zijn, en ik vraag ook niet van Inez van der Spek om Sadie Plant te worden, maar ik mis wel wat van Plants spirit. Maar wat niet is, kan komen.
Inez van der Spek: Eindeloze lichamen. Transcendentieverlangen in de literaire en technologische verbeelding, Amsterdam, De Balie, 1999, 127 pp.
Sadie Plant:
Zeros and Ones, Digital Women and the New Technoculture
, Londen, Fourth Estate, 1997, 305 pp.
some rights reserved
Arie Altena, 2001